19 a. 2 25 58 217 Het onder c vermelde extra contingent van 110 wo ningen is beschikbaar gesteld, omdat de Minister van Oorlog de post „reis- en verblijfkosten” voor militairen, die niet in hun garnizoensstad woonachtig zijn, wenste te beperken. Het aantal woningen, waarvoor in het verslagjaar Rijksgoedkeuring is verleend, kan ten slotte als volgt worden onderscheiden naar de verschillende opdracht gevers. 500 woningen 675 110 1 585 woningen. 2. Grootte van de woningen. Een vergelijking van de inhoud der woningen, ge bouwd in de periode 1945 t./m. 1949, met die van het jaar 1950, toont aan, dat in het verslagjaar de gemiddel de classificatie-inhoud der woningen, waaronder wordt verstaan dB inhoud in m3 van de voor bewoning bestem de ruimten, met inbegrip van W.C., douchecel, gangen, portalen en bergkasten, sterk is verlaagd, ten einde met het oog op de zeer grote woningnood hier ter stede een zo nuttig mogelijk gebruik van het toegewezen bouwvolume te maken. Alleen hierdoor kon, zoals hier boven reeds werd vermeld, een aanzienlijk groter aantal woningen worden gebouwd dan het Ministerie had ge raamd op grond van de beschikbaar gestelde totale classificatie-inhoud. Voor de woningwetwoningen blijkt deze verlaging duidelijker dan voor de met Rijkssteun gebouwde par ticuliere woningen. Bij de laatstgenoemde categorie werd deze vermindering verkregen door verkleining van het volume per woning in het algemeen (onder meer door de invloed van de onder punt 3 genoemde wijzi ging der F.W.-regeling 1948 en de invoering van de Verminderde Premieregeling Woningbouw 1950), ter wijl bij de woningwetwoningen de verlaging behalve door verkleining van het volume per woning in het al gemeen (o.a. door de invloed van de verminderde bij drageregeling 1950) voornamelijk ontstond door dat in 1950 naar verhouding veel meer één- en twee- slaapkamerwoningen en minder drie- en meerslaap- kamerwoningen werden geprojecteerd. Onder „slaap kamers” worden daarbij verstaan alle kamers boven één woonvertrek. Hit de Rijkswoning- en gezinstelling, gehouden op 31 Mei 1947, is nl. gebleken, dat de differentiatie naar het aantal kamers van de bestaande woningvoorraad te ’s-Gravenhage, in het geheel niet meer correspondeert met de behoefte, die uit de differentiatie van de gezins samenstelling voortvloeit. Gebleken is, dat het aantal woningen met 1 en 2 slaapkamers veel geringer is dan het aantal kleine gezinnen, dat daaraan behoefte heeft, en dat het aantal woningen met 3 en meer slaapkamers het aantal van de daarvoor in aanmerking komende grotere gezinnen overtreft. Mede door een oorzaak, die onder punt 4 nader wordt toegelicht, zijn in de sector van de vrije bouw Rijksgoedkeuringen voor 924 woningen afgegeven, ter wijl extra contingenten zijn verleend voor 1 585 wo ningen volgens de hieronder te geven specificatie. Daarenboven heeft een derde feit ertoe geleid, dat het aantal woningen verder kon worden verhoogd. Het basis-contingent van 2 621 woningen en de gezamen lijke extra contingenten van 1 585 woningen mochten immers een classificatie-inhoud hebben van onderschei denlijk 698 600 en 414 379 m3 of totaal 1 112 979 m»; hierbij was niet het aantal woningen, maar de classifi catie-inhoud het beslissende criterium. Door de gemiddelde inhoud der woningen te verlagen en door een sterkere woningdifferentiatie toe te passen dan in de voorgaande jaren op dit vraagstuk wordt onder punt 2 uitvoerig ingegaan konden binnen het raam van de classificatie-inhoud niet 4 206, maar 4 716 woningen worden gebouwd. Door deze factoren konden ten slotte Rijksgoed keuringen worden afgegeven voor het reeds genoemde aantal van 5 536 woningen (inclusief duplex-woningen 5 666). De hiervoren genoemde extra contingenten tot een totaal van 1 585 woningen, werden beschikbaar gesteld voor: bouw van woningen met de ver minderde bijdrage c.q. vermin derde premie b. huisvesting gerepatrieerden c. huisvesting militairen d. huisvesting van gehuwde manne lijke werknemers, werkzaam in de Gemeente en woonachtig buiten de provincie Zuid-Hol- land (zg. interprovinciale week- pendel) e. huisvesting gedemobiliseerden diverse andere doeleinden Totaal Ten aanzien van het sub b vermelde extra contingent zij medegedeeld, dat de Gemeente gebruik heeft ge maakt van de van Rijkswege getroffen regeling, krach tens welke gemeenten, die huisvesting verleenden aan gerepatrieerden, aanspraak konden doen gelden op extra bouwvolume met dien verstande, dat voor elke vier gehuisveste gezinnen een extra volume van vijf woningen ter beschikking werd gesteld. Hierbij is ervan uitgegaan, dat ’s-Gravenhage van 1 Augustus 1950 af tot medio November 1950 de vesti ging van 390 gezinnen van gerepatrieerden had toege staan. Daarenboven zouden vóór 31 December 1950 in overleg met de Inspecteur van de Rijksdienst voor Maat schappelijke Zorg nog 150 nieuwe gezinnen van gere patrieerden worden toegelaten. Aldus bedroeg dit extra contingent 675 woningen (5/4 X (390 150)) met een gemiddelde classificatie- inhoud van 260 m3. DIENST WEDEROPBOUW EN STADSONTWIKKELING. Gemeente. Herbouw. 1 252 2 082 154 1 124 924 5 536 5, Particulieren. Financiële j regelingen. Woningbouw- verenigingen. To‘“L

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1950 | | pagina 263