I 10 Door verschillende omstandigheden had de vervan ging van tijdens de oorlog verloren gegane meubilair en leermiddelen in het verslagjaar nog steeds plaats. Wat de aanmelding van de oorlogsschade aan de bij zondere scholen betreft, is de Gemeente in sterke mate afhankelijk van de door de betreffende schoolbesturen in te zenden gegevens en de voor het herstel ontvangen aanvragen tot financiële medewerking op grond van Artikel 72 van de Wet op het Lager Onderwijs. De op de vorige bladzijde opgenomen staat geeft een overzicht van het aantal en het totale bedrag der tot en met 31 December 1950, ingevolge de door het Ministerie van Financiën verstrekte voorschriften, ingezonden schade-aangiften. Ingevolge de daartoe door het Ministerie van Weder opbouw en Volkshuisvesting, het Ministerie van Finan ciën, het Staatsbosbeheer en de Commissie van Overleg voor het Landschapsherstel gegeven richtlijnen, heeft de Dienst ook in het afgelopen jaar de administratieve voorbereidingen getroffen voor en het noodzakelijke schriftelijke en mondelinge overleg gevoerd met deze verschillende Rijksinstanties, alsmede met de Gemeente lijke bedrijven en diensten, ten einde de goedkeuring te verkrijgen voorde uitvoering van de hierboven bedoelde werken. Naar aanleiding van de in 1945 zonder vooraf gaande goedkeuring in uitvoering genomen oprui- mingswerken, waarvan de door de Gemeente gemaakte kosten inmiddels aan het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting waren gedeclareerd, had in het afgelopen jaar een onderzoek plaats, waarbij de be treffende werken aan een technische beoordeling wer den onderworpen. Daar genoemd Ministerie eerst in 1946 de noodza kelijke richtlijnen verstrekte, was aanvankelijk met het oog op de eisen van een veilig verkeer en de bevorde ring van de normale exploitatie van de badplaats Scheveningen zonder een vooraf verkregen goedkeuring door de Dienst van Gemeentewerken een aanvang ge maakt met de opruiming van verschillende verdedigings werken, alsmede met het doen slopen en opruimen van gevaar opleverende restanten der vernielde bebouwing. Na dit door het Ministerie van Wederopbouw en Volks huisvesting ingestelde onderzoek werd alsnog goed keuring verkregen voor ongeveer 100 opruimingswer- ken tot een totaalbedrag van ongeveer drie millioen gulden. Met betrekking tot de in 19451946 door de Dienst van Gemeenteplantsoenen, eveneens zonder vooraf ver kregen goedkeuring, uitgevoerde werken, leidde het met de Commissie van Overleg voor het Landschapsherstel gevoerde overleg tot een zodanig accoord, dat voor een zeer belangrijk gedeelte van de destijds gemaakte kosten alsnog goedkeuring werd verkregen, terwijl over de tot dusver niet goedgekeurde werken nog over leg gaande is. De staat op blz. 11 geeft een overzicht van de in 1950 bij de onderscheidene Rijksinstanties ingezonden voorstel len inzake uit te voeren opruimings- en herstelwerken. III. DE FINANCIËLE TAAK. Reeds in vorige jaarverslagen is medegedeeld, dat door het nog steeds ontbreken van een wettelijke rege ling onzekerheid bestaat ten aanzien van de wijze, waarop de financiële afwikkeling der oorlogsschade en de vaststelling van de te zijner tijd door het Rijk te ver lenen bijdrage zal geschieden. In deze toestand is tij dens het verslagjaar in zoverre verandering gekomen, dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 14 Juni 1950 het wetsontwerp „Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen" heeft aanvaard. De afhandeling van het wetsontwerp had echter in 1950 niet meer plaats. Aan de registratie der door de Gemeente geleden oorlogsschade, alsmede met de aangifte daarvan bij het Ministerie van Financiën, Bureau Financiering Weder opbouw Publiekrechtelijke Lichamen, is dit jaar voort gewerkt. Bovendien werd een onderzoek bij de Afdeling Fi nanciën der Gemeentesecretarie naar in de bezettings tijd gedane uitgaven ter hand genomen en nog in 1950 beëindigd. Dit onderzoek vereiste het raadplegen van meer dan 50 000 betalingsmandaten en het naar hun soort registreren van deze betalingen, ten einde te kun nen nagaan, welke uitgaven mogelijk in aanmerking kwamen voor aangifte bij het Rijk. Uit een en ander bleek, dat een belangrijk bedrag door het Rijk of de bezettende macht waarschijnlijk niet aan de Gemeente was terugbetaald, zodat deze kosten alsnog bij het Ministerie van Financiën dienen te wor den aangemeld. In het bijzonder moeten genoemd worden de kosten als gevolg van het op bevel van de v.m. Duitse weermacht ontruimen en het later wederom inrichten van vele open bare scholen, alsmede de kosten als gevolg van de instel ling van het vestinggebied en de daartoe door de Ge meente op last van de bezetter getroffen maatregelen. In vorige jaarverslagen is reeds opgemerkt, dat ten aanzien van de vervanging en het herstel van de oor logsschade aan roerende goederen in weerwil van de pogingen, die zijn aangewend om ook deze herstelwer ken ter verkrijging van een goedkeuring tevoren aan het oordeel van het Rijk te onderwerpen geen regeling werd getroffen, zodat voor deze werkzaamheden en aan kopen niet vooraf goedkeuring van het Rijk kan wor den verkregen. Aangenomen mag echter worden, dat van Rijkswege geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van een bijdrage in bovenbedoelde kosten. Deze con clusie vindt mede grond in het feit, dat het Ministerie van Financiën thans ook op de voor roerende goederen ingezonden voorschotaanvragen renteloze voorschot ten verstrekt. DIENST WEDEROPBOUW EN STADSONTWIKKELING. i i 4. Voorbereiding der door de Gemeente uü te voeren opruimings- en herstelwerken. van schaden openbare 1. Wettelijke regeling inzake de behandeling en afwikkeling der door de Gemeente geleden oorlogsschade. 2. Registratie en aangifte der door de Gemeente geleden oorlogsschade. 3. De aangifte van schaden aan meubilair en leer middelen van openbare en bijzondere scholen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1950 | | pagina 271