27
2
Deze bleven tot en met April goed bevaarbaar. Begin
Mei werd een aanvang gemaakt met het uitbaggeren;
eind Juli was dit werk voltooid. Bij tussenpozen kwam
in de eerste doorgang bij de bunker aan de N.W.-zijde
nog een droogte voor, die dan werd weggebaggerd.
De buitenhaven was dermate slecht op diepte, dat tot
25 Januari slechts 13 D.P. kon worden geseind, daarna
tot en met 26 Februari 16 D.P. en de volgende dag
18 D.P. Van Maart af werd de gesteldheid steeds beter,
zodat op 26 Juli het sein op 26 D.P. stond. In het najaar
met de vele westenwinden werd de toestand slechter.
Op 31 December was de grondslag van het sein t.o.v.
D.P. wederom 18. De zuidkant buiten de haven was
zelfs gevaarlijk.
Tijdens het zomerseizoen onderhield de stoomboot
„IJsselstroom” van de Rederij Koppe regelmatig plei-
ziervaarten op de Noordzee. Wegens het minder gun
stige weer waren de inkomsten gering. Twee kleine
vaartuigen, de SCH 88 en de „Madeline” maakten
onregelmatige tochtjes met passagiers naar zee. De
„Madeline” is in het verslagjaar verloren gegaan door
vastvaren op één der hoofden van Delfland.
Aan de haringvisserij namen deel 112 motorloggers,
die 1 216 reizen maakten; derhalve gemiddeld lOJ/j
reis per schip. Een deel der haringvloot ging op 30 Mei
naar zee; de gehele haringvloot was vóór 1 Januari 1951
binnen. In de 1 216 reizen zijn begrepen 167 reizen
voor de haringtreilvisserij, van welke in 26 reizen alleen
verse haring werd aangevoerd. De schepen, die niet
met de haringtreil visten, hadden van Juli tot September
schrale vangsten. Onder de Engelse wal en in de „bin
nenzee” van 53° N.B. tot 51° 30° is in het verslag
jaar veel haring gevangen. De kanaalvisserij leverde,
evenals het vorige jaar, weinig vangsten op.
Gedurende de maanden Maart, April en Mei kozen
20 mijnenvegers regelmatig ligplaats in de haven; zij
deden dienst voor de kust.
Op 17 Januari raakte de „Stellendam 26” onklaar.
De reddingboot „Arthur” van de K.N.Z.H.R.M. ver
leende assistentie en bracht het schip behouden binnen.
Op 19 April liep de mijnenveger 28 op een wrak; het
schip werd door de M.V. 27 naar Hoek van Holland
gesleept. Op 24 April raakte het mijnenvegermoeder-
schip „Douwe Aukes" bij stormweer in de eerste bin
nenhaven op drift en trok een dukdalf om. Op 9 Oc
tober ging de motorlogger SCH 312 naar zee om de
SCH 15, die motordefect had, te assisteren. Beide sche
pen bleven bezuiden de havenas staan, maar kwamen
later zelf weer los. Op 13 October sleepte de motorlog
ger SCH 184 een onklaar geworden Duitse logger van de
Op 21 Januari sleepte de SCH 103 de SCH 63 naar
zee, doch laatstgenoemd schip strandde in de Z.W.-
hoek van de buitenhaven. De sleepboot „Scheveningen”
van de firma Bos en Kalis heeft de logger ’s avonds
weer vlot gekregen. Op 22 Maart liep de SCH 119 bij
mist op golfbreker 47 benoorden de boulevard. De
volgende dag werd de SCH 119 door de motorlogger
SCH 249 van de golfbreker gehaald; het schip werd
als verloren beschouwd. Op 22 Juni strandde de KW
66 voor de vuurtoren; het vaartuig werd op 30 Juni
door een tweetal loggers van de Rederij J. J. van
der Toorn weer vlot gesleept. Op 14 Augustus liep de
passagiersmotorvlet „Madeline” op de eerste strekdam
bezuiden de haven4 dagen later werd het vaartuig als
een wrak binnengebracht.
Door lage waterstand en te vroeg uitvaren of binnen
komen raakten in het verslagjaar verscheidene malen
motorloggers en motorkotters buiten de haven en in
de buitenhaven aan de grond. Hierbij deden zich geen
ongevallen voor.
Alle betonnen dukdalven in de tweede binnenhaven
zijn in het verslagjaar door de bok „Schieland” opge
ruimd. De brokken beton zijn ter versterking van de
strandhoofden naar de zeekant gesleept. Er blijven nog
vijf houten dukdalven over, die gebruikt kunnen worden
voor het meren van schokkers.
De dukdalf in de eerste binnenhaven, die door het
marinevaartuig „Douwe Aukes” was omver getrokken,
is vervangen door een dukdalf uit de tweede binnen
haven en dient voor het kompasstellen van de vissers
vaartuigen.
In het verslagjaar kwamen 26 kustvaarders de haven
binnen, die 2 745 052 kg haring naar Duitsland en
621 090 kg kippengrit naar Finland vervoerden1 kust
vaarder bracht 2 onderlossers naar Ijsland20 loggers
vervoerden 2 506 000 kg haring naar Frankrijk en
Engeland en 2 loggers brachten 159 400 kg sloeharing
uit Noorwegen. Door de kustvaarders werd binnen
gebracht 858 597 m3 gezaagd hout uit Zweden.
Geschut werden naar te vissershaven 1 101 vaartuigen
met een totale verplaatsing van 40 807 nV tegen 963
met een totale verplaatsing van 46 449 m' in 1949.
Uit de vissershaven werden geschut 1 092 vaartuigen
met een totale verplaatsing van 40 897 m3 tegen 953
met 46 186 m3 in 1949.
VERSLAG GEM. DIENST VAN HAVEN- EN MARKTWEZEN.
Schutsluis.
Binnenhavens.
Buitenhaven.
Passagiersvaartuigen.
Haringvisserij.
Mijnenveegdienst.
Andere scheepsongevallen.
Strandingen.
Dukdalven.
Vrachtvaart.