33 17 Ook in het verslagjaar ondergingen de voorschriften door Burgemeester en Wethouders vastgesteld voor de plaatsing, herplaatsing c.q. overplaatsing van personeel in Gemeentedienst, geen wijziging. In het j aar 1950 werden 2 112 aanvragen om perso neel van de verschillende takken van dienst ontvangen. In 1 032 gevallen kon door het Bureau aan de aan vragen uit het beschikbare aanbod worden voldaan. In de gevallen, dat in de voorziening daarvan uit bij het Bureau ingeschreven candidaten niet onmiddellijk kon worden voldaan, werd, indien het vermoeden bestond, dat onder het Gemeentepersoneel aanvaardbare candi daten konden schuilen voor een bepaalde vacerende functie, een rondschrijven gezonden aan alle Gemeen telijke diensten en bedrijven. Soms gelijktijdig soms daarna werden advertenties in dag- of vakbladen ge plaatst. Naar aanleiding van deze oproepingen werden in het verslagjaar 2 714 schriftelijke sollicitaties bij het Bureau ontvangen. Voor die aanvragen om personeel van bedrijven en diensten, waaraan het Bureau niet kon voldoen, voor namelijk werklieden, werd het Gewestelijk Arbeids bureau ingeschakeld. De vraag naar administratief personeel bepaalde zich in het verslagjaar hoofdzakelijk tot jonge krachten. Bijzondere aandacht werd besteed aan de plaatsing van gerepatrieerde militairen in Gemeentedienst, waarvan er in het verslagjaar 116 werden geplaatst. De vraag naar behoorlijk onderlegde geroutineerde typisten, als mede naar jeugdig administratief personeel, overtrof ook in dit verslagjaar het aanbod, behalve in de maan den September tot December. In verband met de opheffing c.q. inkrimping van ver schillende Rijksinstellingen nam het aantal personen, dat kwam informeren naar de mogelijkheid om in Ge meentedienst geplaatst te worden, zeer sterk toe. Het merendeel moest echter teleurgesteld worden, omdat zij óf te oud waren óf te onvoldoende opleiding hadden genoten. De aan het Bureau opgedragen taak tot het inwinnen van inlichtingen over de politieke gedragingen tijdens de bezetting, van sollicitanten naar vacante Gemeente- betrekkingen bracht mede, dat er 4 906 onderzoeken moesten worden ingesteld, namelijk 2 976 schriftelijk (buiten de stad) en 1 930 rechtstreeks door de onder- zoekingsambtenaar. Voor nadere gegevens betreffende het aantal aan vragen en plaatsingen van nieuw personeel gesplitst naar de verschillende takken van dienst wordt ver wezen naar staat IX. Deze Commissie, welke in 1946 opnieuw door Burge meester en Wethouders in het leven werd geroepen, heeft tot taak „de beoordeling van het zedelijk gedrag van personen, die voor plaatsing in Gemeentedienst of bij een semi-Gemeentelijke instelling in aanmerking kunnen komen, en die eenmaal of meermalen zijn ver oordeeld of omtrent wier zedelijk gedrag op andere wijze iets ongunstigs bekend is”. De samenstelling van de Commissie onderging in de verslagperiode enige wijziging. Bij besluit van Burge meester en Wethouders van 14 Juli 1950, no. 251608/1 werd vastgesteld, dat de zittingsduur van de plaatsver vangende leden op 4 Augustus 1950 zou eindigen, hoe wel dit eerst op 14 April 1951 het geval zou zijn geweest. Bij besluit van 14 Juli 1950, no. 251608 II zijn de leden en de plaatsvervangende leden opnieuw benoemd. De leden P. de Graaff, directeur van de Gemeen telijke Reinigingsdienst en G. Venema, penningmeester van de Algemene Bond van Ambtenaren, traden op genoemde datum af. Met ingang van 5 Augustus werden voor de tijd van vier jaar herbenoemd: Mr L B. J. Vermeulen, oud- advocaat-generaal bij het Gerechtshof te ’s-Graven- hage, lid-voorzitterMr M. A. van Rijn van Alkemade, raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden, plaatsver vangend lid-voorzitter; Ir A. J. Gurck, directeur van de Duinwaterleiding en Mr J. H. Vermeulen, directeur- inspecteur van het Gewestelijk Arbeidsbureau te ’s-Gravenhage, leden; Ir E. H. Berkhuijsen, directeur van het Gemeentelijk Gasbedrijf en F. M. Steinmetz, referendaris bij het Gewestelijk Arbeidsbureau te ’s-Gravenhage, plaatsvervangende leden; voorts wer den benoemd tot leden J. G. W. Bolomey, directeur van Gemeentewerken en W. Brusse, secretaris-penning- meester van de afdeling ’s-Gravenhage van de Alge mene Bond van Ambtenaren; tot plaatsvervangende leden Ir H. F. A. Roodenburg, directeur van het Ge meentelijk Electriciteits-Bedrijf en P. G. Pattijn, be stuurslid van de Katholieke Bond van Overheidsper soneel. Ambtshalve maakten deel van de Commissie uit R. P. Baas, directeur van het Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg en Personeelsvoorziening als lid- secretaris, Mr W. Nieuwhoff Jr, hoofd van de afdeling Sociale Zaken der Gemeentesecretarie, en Mr Dr A. van Praag, hoofd van de afdeling Bevolking, Verkie zingen en Burgerlijke Stand der Gemeentesecretarie, als leden; Mr H. J. van de Poel, plaatsvervangend hoofd van de afdeling Sociale Zaken der Gemeente secretarie, en C. D. W. van Schaick, plaatsvervangend hoofd van de afdeling Bevolking, Verkiezingen en Bur gerlijke Stand der Gemeentesecretarie, als plaatsver vangende leden. Tot plaatsvervangend lid-secretaris werd aangewezen H. Statema, commies A bij het Ge meentelijk Bureau voor Werklozenzorg en Personeels voorziening. Met ingang van 10 November werd hij als zodanig, ingevolge het besluit van Burgemeester en Wethouders van 28 November 1950, no. 260442 S.Z., vervangen door M. W. van Daalen, eveneens commies A bij het Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg en Personeelsvoorziening. De laatste werd wegens de drukke werkzaamheden van R. P. Baas lid-secre taris, op diens voorstel door de Commissie belast met het samenstellen der notulen. Omtrent de werk zaamheden van het secretariaat van de Commissie, dat t VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING. 2. Personeelsvoorziening, 3. Commissie Zedelijk Gedrag.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1950 | | pagina 421