35
1
17 0,5 pCt 0,6)
240
677 20,4 (22,3)
180 5,4 4,2)
3 321
170 6,0
2,3)
80
2,8
2,6)
van
79
274 9,6 7,4)
5
-
1 410 49,4 (56,8)
543 19,0 (15,0)
Werkweigering
Fraude
Overbrenging naar Sociale
Bijstandsregeling
Uitkering Noodwet Ouder
domsvoorziening
Huwelijk of aangaan
concubinaat
Alimentatie is voldoende
Overlijden
Opneming in ziekenhuis, ver
zorgingshuis e.d
Aanvaarden van werk in het
vrije bedrijf
Niet te rubriceren redenen
Van de 8 747 steunpartijen, die in 1950 één of meer
uitkeringen genoten, ontvingen 4 141 partijen geduren
de het gehele jaar ondersteuning. De overige 4 606 par
tijen werden slechts gedurende een deel van het jaar
ondersteund.
5
5
2
78
1939
1940
1941
1942
1943
1944
1945
1946
1947
1948
1949
1950
I 118
1 083
1 025
868
676
331
374
392
360
284
286
319
r SUF 5 vt
501 15,1
724
(15,0)
21,8 (21,6)
Gedurende 1950 ontvingen 319 ondersteunde par
tijen naast de uitkering van de Dienst tevens een uit
kering van een andere instelling van weldadigheid.
Onderstaand overzicht geeft het verloop aan van de
zgn. „meervoudige” ondersteuning over een tijdvak van
12 jaar.
7,2 6,3)
982 29,6 (30,0)
109 3,8 4,0)
2,8 4,8)
152 5,3 5,2)
In de loop van 1950 werd van 2 160 partijen de vaste
ondersteuning ingetrokken en van 694 partijen de nood
voorziening. De redenen waren als volgt:
19= 0,7 pCt 0,5)
18 0,6 1,4)
100 100)
De tussen haakjes geplaatste percentages hebben be
trekking op 1949.
2 854 100 pCt 100)
De tussen haakjes geplaatste percentages hebben be
trekking op 1949.
In de loop van 1950 werd aan 2 627 partijen vaste
ondersteuning toegekerid, terwijl aan 694 partijen uit
sluitend noodvoorzieningen werden toegestaan.
De aanleidingen waren als volgt:
Wegens zwangerschap of
bevalling
Overlijden van het gezins
hoofd of ander lid van het
gezin
Ziekte of ongeval
Gedwongen of vrijwillig ver
trek van het gezinshoofd
Ouderdom
Werkloosheid (niet door
ziekte of ongeval en uit
gesloten van de Overbrug-
gings- of Sociale Bijstands
regeling)
Niet te rubriceren aanlei
dingen
Het aantal ondersteunde partijen van 65 jaar en
ouder bedroeg op
1 Januari 1950 in totaal 2 329 42,92 pCt van het
totale aantal ondersteunden;
31 December 1950 in totaal 2 602 44,15 pCt van het
totale aantal ondersteunden.
Onderstaande cijfers tonen het verloop van het aantal
ondersteunde ouden van dagen sedert de in werking
treding van de Noodwet Ouderdomsvoorziening:
VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN
Ondersteunde niet-Nederlanders.
In ondersteuning per:
Nationaliteit.
1-1-49
1-1-50
31-12-50
Totaal
110
140
142
Ondersteunde ouden
'i
1
1
60
1
2
Duur der ondersteuning.
I) Hieronder komen nog niet voor de personen, die na de Souvereiniteitsover-
dracht de Indonesische nationaliteit hebben verkregen.
1
2
1
1
1
4
1
75
2
1
1
l
28
1
7
1
37
2
1
I
4
1
1
1
4
40
2
1
2
3
2
1
2
1
1
1
1
Jaar.
Aantal.
Meervoudige ondersteuning.
Belgische
Chinese
Duitse
Engelse
Franse
Hongaarse
Italiaanse
Letlandse
Lithause
Luxemburgse
Oostenrijkse
Poolse
Roemeense
Russische
Tsjechische
Yoegoslavische
Zwitserse
Statenloos
Redenen van steunintrekking.
Aanleidingen tot ondersteuning.
van dagen.