37 Evenals in vorige jaarverslagen zijn ook ditmaal de gegevens voor de Uitrukdienst en de Postendienst af zonderlijk gegroepeerd. De eerstbedoelde hebben uit sluitend betrekking op de Centrale Post aan de Wal- deck-Pyrmontkade, die voor de Postendienst daarne vens op de hoofdposten in de Gemeente- en andere ziekenhuizen en op de hulpposten, al dan niet tevens zittinglokaal, gevestigd in de wijkgebouwen, welke krachtens overeenkomst beschikbaar zijn. Volgens de leider van de afdeling Kinderbescher ming, Dr Streng, is de uitzending van kinderen naar ge zinnen op het platteland, instede van naar kolonie- huizen, geschikt voor ordentelijke kinderen (geen ge- dragsmoeilijkheden, enuresis enz.) voor wie het kolo- niehuis een te grote gebondenheid, overinspanning en te veel aan prikkels oplevert, terwijl de lichamelijke zwakte en ook wel nerveuze zwakte toch om uitzending vragen. Dr Streng acht „het plaatsen in een goed gezin met een hartelijke en eenvoudige pleegmoeder” voor vele kinderen een weldaad. De binding aan de pleegouders is vaak zeer sterk en de gewichts- en lengtetoeneming en de verbetering van de algemene toestand overtreft in daartoe geëigende gevallen die van het koloniehuis. Bij een bezoek met de Wethouder van Sociale Zaken aan bouwblokken met het oog op de vestiging van een consultatiebureau voor zuigelingen en kleuters en een schoolartsencentrum kwam de kwestie van beschikbaarstelling van speelgelegenheid voor kleu ters bij woningcomplexen ter sprake. De Wethouder was hiervan een warm voorstander. De ouders ook, zo als bleek uit een onderhoud met een der vrouwelijke ondertekenaars van een verzoek aan het bestuur van een bouwvereniging om de tuin voor de kinderen te mogen gebruiken. Naar aanleiding van dit door 61 be woners getekende verzoekschrift werd aan Burgemees ter en Wethouders medegedeeld dat onafhankelijk dus van de kwestie van de volksgezondheid in engere zin met betrekking tot het gevaar voor verkeersonge vallen, het zeker gewenst zou zijn, dat de kleuters niet op straat speelden. Het vermoeden werd uitgesproken, dat als de me ning van chauffeurs van bussen over deze kwestie eens gevraagd werd, er van die zijde ook een sterke aandrang in de richting van speelgelegenheden voor kleuters zou uitgaan. Tevens werd medegedeeld, dat het jammer was, dat niet een verplichting bestaat voor woningbouwvereni gingen om dergelijke gelegenheden aan te leggen bij een woningcomplex voor jonge gezinnen met kleine kinderen. Burgemeester en Wethouders werd hierbij gewezen, naar aanleiding van het geschrift „Geef de jeugd speel terreinen”, op de zg. Amsterdamse school (de ouders stichten een speeltuinvereniging en vormen een bestuur, benevens een raad van beheer, uit de werkende leden te benoemen, welke tezamen het beheer van de tuin voeren en het werk leiden) en de „Haagse school”, waar de leiding berust bij de Haagse Stichting voor Licha melijke Opvoeding, een semi-officiële instelling, waarbij de ouders geen enkele medezeggingschap hebben, laat staan een aandeel in de leiding. Ten slotte werd het College nog medegedeeld, dat in dit werk ook een arts moet worden betrokken, daar het hier gaat om een sociaal-hygiënisch werk, waarbij een sociaal geneeskundige dient te worden ingeschakeld, Aan de medische adviseur van de Nederlandse Ver eniging van Suikerzieken werd gevraagd, wat hem be kend was van de toestand van het gebit van de suiker zieken, die op jeugdige leeftijd reeds waren begonnen voedsel te gebruiken, dat voor suikerzieken aangewezen was. Hieromtrent waren gegevens in de buitenlandse literatuur bekend. Hieruit vloeide een bespreking voort met deze adviseur en de tandheelkundige adviseur van de Gemeente. Over het daaruit voortkomend onderzoek zal in het volgende verslag gerapporteerd worden. Het vraagstuk van het verband tussen het optreden van tandcaries en het fluorgehalte van drinkwater bleef zowel de aandacht hebben van de directeur van de Duinwaterleiding als van ondergetekende. In 1950 werden nog geen „tuberculose-artsen” aange wezen door de geneeskundig hoofdinspecteur, bedoeld in het Besluit J 380 van 11 Augustus 1949 (Ongevallen wet 1921). Het zou deze ook niet mogelijk zijn zulks te doen, daar er in ons land geen „tuberculose-artsen” zijn. Dit besluit is dus niet uit te voeren. Er blijkt ook niet voldoende uit de tekst van artikel 87b van deze Wet, of geneeskundige en gezondheidsdiensten hieronder val len, geheel of ten dele voor werkzaamheden, hier ver richt. Eenvoudiger ware het geweest te spreken van door de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid „aange wezen artsen”. De directeur van het Consultatiebureau tegen de Tuberculose richtte zich tot Burgemeester en Wethou ders met een verzoek, te bevorderen, dat de B.C.G.- enting op korte termijn door de schoolartsen zou wor den ter hand genomen. In antwoord daarop wees ik er op, waarom aan dit verzoek voorlopig niet zou kunnen worden voldaan. Deze kwestie zal in het volgend jaarverslag nader wor den besproken. Het ziet er niet naar uit, dat ook in 1951 deze enting met B.C.G. van daarvoor in aanmerking komende schoolkinderen tot uitvoering zal komen. VERSLAG VAN DE GEM. GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST. GENEESKUNDIGE DIENST. Eerste hulpverlening. i) B. C. G, Bacille Calmette Guérin. Speelgelegenheid voor kleuters bij woning complexen. 6 Tandcaries en suikerziekte. Tandcaries en fluor. Tuberculose en Ongevallenwet. Enting van schoolkinderen met B. C. G.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1950 | | pagina 470