37
ii
In 1950 werd slechts één geval aangegeven.
de infectie opgedaan door ongekookte melk te drinken.
Bij de overige patiënten was geen aanknopingspunt te
vinden wat betreft de mogelijke infectiebron. In één ge
zin kwamen 4 gevallen en in één gezin 2 gevallen voor.
Er zijn 11 paratyphus B-bacillendragers bekend, nl. 5
mannen en 6 vrouwen.
Er werden 16 gevallen aangegeven, waarvan onder
scheidenlijk in één gezin 5 en 2 gevallen voorkwamen.
De 5 patiënten in één gezin zijn vermoedelijk in Fries
land besmet.
Eén kind had de infectie in Indonesië opgedaan. Ver
der kwam er één laboratorium- en één gezinsinfectie
voor, terwijl nog één geval vermoedelijk veroorzaakt
werd door slootwater. Van de overige gevallen bleef de
infectiebron geheel onbekend. In totaal zijn thans 19
typhusbacillendragers bekend, nl. 14 vrouwen en 5
mannen.
Periodiek wordt de ontlasting zowel van de para
typhus- als van de typhusbacillendragers in het labora
torium van het Gemeenteziekenhuis onderzocht.
Prophylactische inenting tegen cholera-typhus-para-
typhus A en B geschiedt vanwege de Gemeente bij die
Zoals gewoonlijk deden zich ook in 1950 enkele
voedselvergiftigingen voor. Behalve de 15 patiënten, die
Hiervan werden 220 gevallen aangegeven. Het aantal
toxische gevallen met dodelijke afloop bedroeg 11.
De prophylactische inenting met P.T.-vaccin werd
door de schoolartsen voortgezet.
In totaal werden 12 gevallen aangegeven. Hieronder
waren 10 gevallen van malaria tertiana, waarvan de be
smetting in Indonesië plaats had en 2 gevallen van
malaria quartana, bij personen, die in Afrika (Nigeria)
besmet waren.
Door de ’s-Gravenhaagse Vereniging voor Koepok
inenting werd in 1950 wederom gelegenheid geboden
voor kosteloze inenting tegen pokken. In totaal werden
2 634 vaccinaties en revacci naties verricht, waarvan
I 925 maal bij kinderen in het eerste en 539 maal bij
kinderen in het tweede levensjaar. Opmerkelijk is dat
het aantal belangrijk lager is dan in 1949 (in totaal
II 458), waarschijnlijk omdat toen in Indonesië ver
schillende plaatsen besmet werden verklaard met pok
ken en het grote aantal repatriërenden de schrik er bij
de bevolking had ingebracht.
Evenals tegen cholera, typhus en paratyphus werden
vele personen die naar het buitenland vertrokken door
de Dienst tegen pokken ingeënt om zodoende in bezit
te komen van een internationaal bewijs met het officiële
stempel. In totaal werden hiervoor 472 personen inge
ënt, waaronder volwassenen die nog nooit ingeënt
waren. Voor zover bekend heeft zich geen geval van en
cephalitis postvaccinalis voorgedaan.
Nogmaals moge hier de opmerking gemaakt worden
dat een controle na 2 dagen niet voldoende is. Verschil
lende malen bleek na 2 dagen geen reactie te zien, na 4
of 5 dagen echter wel.
Ook in 1950 zijn op enige avonden de ouders, die hun
kinderen in het eerste levensjaar nog niet hadden laten
inenten en die door het Gemeentebestuur waren opge
roepen, door een geneeskundige van de Dienst toege
sproken, waarbij hen met klem werd aangeraden die
kinderen alsnog te laten inenten. De belangstelling der
ouders hiervoor kan slechts matig genoemd worden.
personen, die voor vertrek naar het buitenland een in
ternationaal inentingsbewijs nodig hebben.
Er werden 522 gevallen aangegeven. De ziekte ver
liep over het algemeen zeer licht.
Er werden 37 gevallen aangegeven. Hiervan werden
15 patiënten geinfecteerd door het eten van worst, die
op de markt was gekocht. Een monster van deze worst
werd onderzocht op het laboratorium van het Gemeen
teziekenhuis; er werden paratyphus-bacillen aange
troffen. De worst was afkomstig uit een fabriek in
’s-Gravendeel. Een en ander werd doorgegeven aan de
Geneeskundig-Inspecteur van de Volksgezondheid voor
Zuid-Holland. Ook de Keuringsdienst van Waren werd
ingeschakeld. Een onderzoek door deze dienst (welke
steeds bij voedselvergiftiging vlot haar medewerking
verleent) ingesteld in de worstfabriek, leverde geen re
sultaat op; alles werd in orde bevonden. Op welke wijze
de worst werd besmet is verder niet gebleken.
Zes patiënten waren zeer waarschijnlijk geïnfecteerd
door het nuttigen van onvoldoende gekookt varkens
vlees op een familiefeestje. Het restant van het vlees
werd de volgende dag weer opgekookt, rook toen niet
fris meer, teruggebracht naar de slager, die het voor on
derzoek naar het abattoir stuurde. Er werden echter
geen paratyphusbacillen aangetroffen. Eén van de huis
genoten was niet ziek geworden. Deze had slechts zeer
weinig van het vlees gegeten.
Mogelijk is een patiënt ziek geworden door het drin
ken van putwater op een onbekende boerderij.
Nog 2 gevallen zijn vermoedelijk veroorzaakt door
ondeugdelijke worst; in het restant van de worst werden
echter door het laboratorium van het Gemeentezieken
huis geen paratyphusbacillen aangetoond.
Van de overige ziektegevallen bleef de infectiebron
onbekend.
Van de enteritische vorm kwamen onderscheidenlijk
in één gezin 6, 4, 3 en 2 gevallen voor.
VERSLAG VAN DE GEM. GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST.
Poliomyelitis anterior acuta.
Febris typhoidea.
Voedselvergiftigingen.
Diphtherie.
Malaria.
Inenting tegen pokken.
Roodvonk.
Paratyphus B (gastro-enteritische vorm).