401 3 Op zijn verzoek werd de heer J. J. M. Roothaert, vertegenwoordiger in de Commissie van de afdeling ’s-Gravenhage van de Vereniging van R.K. onder wijzeressen) „St. Thomas”, eervol ontslag verleend als lid der Commissie. Als zodanig werden benoemd de heren Dr R. Lagas en Dr J. P. Mazure, onder- heer P. S. Duinker (tevens voorzitter), Gemeentelijk inspecteur van het onderwijs; mevrouw E. van den BoschDe Jongh, lid van de Gemeenteraad en van de Commissie voor het onderwijs; de heer Ir H. van Doorninck, hoofdarchitect-afdelingschef bij Gemeente werken; de heer G. C. J. L. Renardel de Lavalette, hoofd ener openbare lagere school; de heer Dr J. C. Streng, leider der afdeling Kinderbescherming van de G.G. en G.D. J). De heer C. W. van Leeuwen, ambte naar aan de afdeling Onderwijs, werd als secretaris aan de commissie toegevoegd. scheidenlijk als vertegenwoordiger van het R.K. gym nasiaal onderwijs en van het maatschappelijk leven. Op 31 December 1950 bestond de Commissie uit de heer Mr J. Velders, hoofd van de afdeling Onder wijs der Gemeentesecretarie, voorzitter; de heer Dr D. G. G. van Ringelestein, waarnemend voorzitter; de heer Mr G. J. van Herden, secretaris en de heren A. E. Donia, I. M. Hoste, Dr R. Lagas, Dr J. P. Mazure, E. Steenbergen en D. J. E. Timmers, leden. De Unie van Christelijke onderwijzers en onder wijzeressen, vertegenwoordigd in de Commissie door Mevr. D. C. Falstar-Berghout, besloot, in afwachting van de reorganisatie in de samenstelling der Commis sie, haar vertegenwoordigster uit de Commissie terug te trekken. In dit jaar werden de discussies over het probleem der aansluiting lager onderwijsmiddelbaar onder wijs in de vergaderingen voortgezet. De conclusies, waartoe de besprekingen hebben geleid, werden in een rapport samengevat, dat aan Burgemeester en Wethouders ter beoordeling werd voorgelegd. De waarnemend voorzitter der Commissie is in overleg getreden met de Haagse besturen van de leerkrachtenorganisaties der confessionele onderwijs inrichtingen, teneinde de mogelijkheden tot uitbrei ding van de Commissie met afgevaardigen dezer rich tingen op basis van evenredige vertegenwoordiging te onderzoeken. Teneinde te geraken tot een doeltreffende samen werking door alle richtingen van het onderwijs met betrekking tot een zo doelmatig mogelijk gebruik van het door het Rijk ten behoeve van de scholenbouw toegewezen bouwvolume, heeft het Gemeentebestuur een Commissie in het leven geroepen, bestaande uit personen, die kunnen optreden namens de richting van het onderwijs, welke zij vertegenwoordigen wan neer het gaat om de stichting van openbare scholen of het doen van aanvragen krachtens artikel 72 der Lager-Onderwijswet 1920 tot stichting van bijzondere scholen. liet is de bedoeling, dat geen stappen tot stichting ener lagere school worden gedaan, dan nadat geble ken is dat de Commissie van Overleg hiertegerr geen bezwaren heeft. Bij het besluit van Burgemeester en Wethouders van 15 September 1950 tot instelling der Commissie werd zij samengesteld als volgt: de Wethouder van Onderwijs en Kunstzaken, lid-voorzitter; de Inspec teur van het lager onderwijs in de inspectie ’s-Gra venhage; de heren Jhr Mr P. J. W. de Brauw, als vertegenwoordiger van de Plaatselijke Commissie voor ’s-Gravenhage van de Bond van scholen voor neutraal bijzonder onderwijs; Mr J. G. M. Broekman, als vertegenwoordiger van de Rooms-Katholieke Schoolraad; Mr A. Evenhuis, als vertegenwoordiger van de Hervormde Gemeente te ’s-Gravenhage, de Vereniging tot oprichting en instandhouding van Christelijke scholen voor M.U.L.O. te ’s-Gra venhage en de Vereniging „De Nederlands Her vormde Scholen” te Scheveningen; J. J. Klomp, als vertegenwoordiger van de Haagse Scholenraad; B. Koekkoek, als vertegenwoordiger van de Vereniging „De Gereformeerde Schoolbond” te ’s-Gravenhage en Mr J. Velders, hoofd van de afdeling Onderwijs der Gemeentesecretarie, leden. Nadat het Gemeentebestuur de wenselijkheid had overwogen, ten aanzien van de uitvoering van de taak der school-sociale werkster, te komen tot een nauwere samenwerking tussen haar, het Paedagogisch Centrum van de Gemeente en de Gemeentelijke Ge neeskundige- en Gezondheidsdienst, werd besloten tot de instelling van een Commissie, waardoor de be oogde samenwerking zo doeltreffend mogelijk zal kunnen zijn. In deze Commissie namen voor het eerst zitting mej. A. S. C. Eysvoogel, School-sociale werkster, ver bonden aan de afdeling Onderwijs der Gemeente secretarie; de heer Dr A. F. W. van Meurs, als ver tegenwoordiger van het Medisch-Paedagogisch Bu reau; de heer Dr H. Nieuwenhuis, hoofd van het Paedagogisch Centrum der Gemeente 's-Gravenhage; de heer Dr J. C. Streng, hoofd der afdeling Kinder bescherming van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst en de heer Dr D. Wiersma, leider van het Paedologisch Laboratorium der Ge meente 's-Gravenhage. Het voorzitterschap der Commissie zal bij toer beurt, telkens voor een tijd van zes maanden, worden vervuld door het hoofd van het Paedagogisch Cen trum en de vertegenwoordigers van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst. Het aantal van 8 commissiën tot wering van school verzuim bleef gedurende het verslagjaar onveranderd. VERSLAG LAGER ONDERWIJS. Commissie voor het Paedagogisch Centrum. Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst. Commissie van Overleg. Haagse Coördinatiecommissie voor opvoedings moeilijkheden. Commissiën tot wering van schoolverzuim.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1950 | | pagina 519