1
GEMEENTELIJKE SCHOOL- EN KINDERTUINEN TE 'S-GRAVENHAGE.
VERSLAG OVER HET JAAR 1950.
Algemene opmerkingen.
Nog steeds zijn de school- en kindertuinen de schade,
die zij in de oorlog opliepen, niet geheel te boven ge
komen. Dit geldt zowel in materieel als in ideëel op
zicht. In 1950 werd echter de ergste materiële achter
stand ingehaald.
In ideëel opzicht werd stelselmatig getracht het peil
weer op te voeren, waarbij als richtsnoer werd aange
nomen, dat het school- en kindertuinwerk naast het
verschaffen van prettige, gezonde en nuttige bezigheid,
vooral gericht moet zijn op het aankweken van een
grotere natuurwaardering bij het stadskind door het zo
direct mogelijk in contact te brengen met levende plan
ten en dieren. De indruk bestaat, dat op deze weg in
1950 enkele belangrijke stappen gezet zijn. Dat dit
mogelijk was is voor een niet gering deel te danken aan
de lofwaardige medewerking van het gehele personeel,
dat menig vrij uur in het belang van de dienst opofferde.
Commissie van toezicht en advies.
Door het bereiken van de pensioengerechtigde leef
tijd verliet de heer J. P. Breur de Gemeentedienst. In zijn
plaats werd tot secretaresse van de Commissie be
noemd mevr. Mr D. A. F. Dutrieux-Stahlie, zodat de
Commissie op 31 December 1950 bestond uit Dr Mr
A. Buriks, voorzitter; mevr. Mr D. A. F. Dutrieux-
Stahlie, secretaresse; mevr. A. C. Klooster, S. G. A.
Doorenbos, D. E. Nieborg, Ir J. H. Riemensen N. L. J.
Vroomans, leden.
De directeur woonde één vergadering van de Com
missie bij, waarop het verslag over het jaar 1949 be
sproken werd.
Personeel.
Leiding en onderwijs.
Het leidinggevend en onderwijzend personeel be
stond in het verslagjaar uit een directeur, een adjunct-
directeur, een onderwijzer, een wetenschappelijk assis
tent A, 64 tijdelijke leiders en 2 tijdelijke leidsters.
In het verslagjaar werd bij de Gemeenteplantsoenen
Jkvr. E. J. de Ranitz aangesteld als wetenschappelijk
assistente A, in het bijzonder voor het werk, dat deze
dienst in samenwerking met de Gemeente-apotheek
en de Gemeentelijke School- en Kindertuinen verricht.
Een deel van haar tijd stond Jkvr. De Ranitz dus ter be
schikking ten behoeve van de Gemeentelijke School- en
Kindertuinen.
Het administratieve personeel bestond uit 1 boek
houder C, bijgestaan door een schrijver.
Tuinpersoneel.
Het tuinpersoneel bestond uit één onderbaas, vier
tuinlieden in de rang van voorman-schooltuinen, één
eerste tuinman, één tuinman, één jongmaatje-werkman
en een groep in werkverschaffing te werk gestelden.
Toestand gebouwen en hekken.
Als belangrijkste feit in het verslagjaar kan vermeld
worden de herbouw van het leslokaal met serre op de
tuin aan de Seinpoststraat. Het gebouwtje voldoet vrij
wel geheel aan de gestelde eisen.
Op de tuin aan de Tholensestraat werd het gereed
schappengebouwtje herbouwd. De glazen serres van de
tuinen aan de Laakweg en het Zuiderpark werden gron
dig hersteld. Vele gebouwtjes werden uitwendig geschil
derd en enkele werden op een betonnen voet geplaatst.
Met al deze maatregelen werd een belangrijk deel
van de materiële achterstand ingehaald.
Het hekwerk van de tuin aan de Seinpoststraat werd
geheel hersteld, terwijl aan het einde van het verslag
jaar het herstellen van de hekken langs de tuinen aan
de Mient reeds vrij ver gevorderd was.
Op vele tuinen werden de noodzakelijkste herstel
lingen in eigen beheer uitgevoerd.
Eveneens in eigen beheer werden enkele ruime kip
penhokken gebouwd bij de kinderboerderij op de
E.-J.-Herweijertuin. De Rijkspluimveeconsulent, Ir
Van der Zanden, en de oud-Rijkspluimveeconsulent,
B. van Asperen Vervenne, gaven, in verband met deze
bouw, enige waardevolle aanwijzingen, die zeer op
prijs werden gesteld.
Op een drietal tuinen werd een nieuwe ruime bijen
stal gebouwd, waarin de kinderen, achter de korven en
kasten, het werk van de imker kunnen zien.
In de regenperiode in het najaar, toen het buitenwerk
sterk stagneerde, werd een gedeelte van de glazen serre
in de E.-J.-Herweijertuin tot insectarium verbouwd.
Kindertuinen.
Voor de 5 614 beschikbare tuintjes meldden zich
8 299 (1949: 7 478) leerlingen aan van de open
bare en bijzondere lagere scholen en van de aanvangs-
klassen van v.g.l.o. en (m.)u.l.o., zodat aan 68 pCt.
(194976 pCt.) een tuintje kon worden toegewezen. Na
de officiële aanvrage via de scholen meldden zich nog
honderden kinderen op de tuinen, die echter allen te
leurgesteld moesten worden. Van half Maart tot eind
October tuinierden de kinderen onder leiding van de
leerkrachten in groepen van 30 kinderen dagelijks
van 16.30 tot 19 uur en op Woensdag- en Zaterdag
middag 14 tot 17 uur.
Na de oorlog vertoont het bezoek op de Zaterdag
middag een zeer duidelijke tendentie tot dalen, waar
schijnlijk als gevolg van het vele andere jeugdwerk op
deze middag.
Bij de aanvang van het seizoen 1950 was de tuin aan
de Erasmusweg nog niet geheel klaar tengevolge van de
werkzaamheden aan de waterpartij in het plan
Moerweg.
Door een te klein aantal leiders moest de tuin aan de
Zomerhof, waarvan de resultaten toch reeds jarenlang
BIJLAGE 45