45 H 5 I c 2 4 485 16418 8 840 9 970 30 613 16 976 5 694 3 618 10511 11 691 9 370 10 545 7 298 13 628 14 109 8 568 8 563 7 619 8 281 7 165 6 678 8 709 1 247 255 671 7 830 6 671 10 574 Adelheidstraat I Adelheidstraat 11 Adelheidstraat III Cornelis-de-Wittlaan Duivelandsestraat Erasmusweg Gentsestraat Herman-Costerstraat Herweijertuin 1 Herweijertuin II Hildebrandplein Hildebrandstraat Laakkade Laakweg Laan van Eik en Duinen Mient I Mient II Mient III Mient IV Ockenburgh Schimmelweg I Schimmelweg II Seinpoststraat Tholensestraat Wegastraat Westduinweg Winterweg aw een tuin door de aanleg van een bloemborder af: waar een bloemborder is, kunnen geen kindertuinen liggen. In werkelijkheid dragen de bloemborders er echter toe bij aan het kindertuinwerk een grotere en diepere be tekenis te geven. De kinderen van de „bijzondere tuin groepen” kunnen uitstekend ingeschakeld worden bij het onderhoud van de borders. Zij maken kennis met vele vaste planten en (door de toegepaste keuze) juist met die planten, welke zij ook in de plantsoenen zien staan. Zij leren te zaaien onder glas, te verspenen in potjes of in potkluiten en uit te planten. Het werk wordt ook „echter”, doordat het meer de werkelijkheid van het aanleggen en onderhouden van een tuin benadert dan het uitsluitend werken in het eigen kleine tuintje. Gegons van insecten suggereert in sterke mate het ge voel van „buiten zijn”. Het suggereren van dit gevoel is heel belangrijk. Het wekt onopzettelijk en onbewust de stemming, die ontvankelijk maakt voor de natuur. Tenslotte bieden bloemen en insecten in de border de goede leider de gelegenheid ook eens iets te laten zien buiten het eigen tuintje. Juist dat incidentele wordt het meest gewaardeerd door het kind en het neemt het ook het gemakkelijkst op. Het voornemen bestaat om op alle tuinen, waar dit mogelijk is, bloemborders aan te brengen. Bewerking der tuinen door scholieren. Het volgende overzicht geeft aan de verdeling van de tuinen naar de verschillende terreinen en van het aantal malen, dat de scholieren hun tuintjes ter bewerking be zochten. slecht waren door de zeer ongunstige ligging en de ge ringe medewerking van de omwonenden, onbewerkt gelaten worden. De kinderen uit de Zomerhof kregen een tuintje aan de Winterweg. Het bezoek aan de tuin aan de Herman-Costerstraat werd in de eerste maanden van het seizoen zeer on gunstig beinvloed door herhaalde wisseling van leiders tengevolge van ziekte. Tot de grote vacantie ontwikkelde het tuinwerk zich prachtig en het bezoek was zeer goed. Tengevolge van de ongekend sterke regenval trad daarna, vooral in de maanden September en October, een scherpe daling van het bezoek in en op de natte tuinen (Adelheidstraat, Erasmusweg, E.-J.-Herweijertuin en enkele kleinere tuinen) moesten de kinderen vaak aan het hek terug gestuurd worden, omdat de toestand van de paden en de tuinen kinderbezoek en -werk niet toeliet. In het vorige verslagjaar bezocht ieder kind zijn tuintje bijna 47 maal, in 1950 bijna 46 maal. De totale bezoekcijfers van de kinderen waren 255 671 in 1950 en 260 639 (met Zomerhof mee 261 777) in 1949. Dat de bezoekcijfers in het verslagjaar lager zijn dan in 1949 is vooral te wijten aan de zeer ongunstige om standigheden in de tweede helft van het tuinseizoen. Indien de bezoekcijfers over de eerste helft van het tuinseizoen (Mei, Juni en Juli) in dit jaar niet veel hoger geweest waren dan in 1949, zou de achteruitgang nog veel sterker geweest zijn. Evenals het vorige jaar was er een grote belangstelling van ouderen voor het kindertuinwerk. Er werden 4 067 individuele bezoekers geteld, buiten het bezoek aan de kinderboerderij. Twee van de drie tuinen in het Laakkwartier, die het vorige jaar een grondige bewerking ondergingen, lever den veel betere resultaten op; aan de derde tuin werd in het najaar nog eens extra zorg besteed en verwacht wordt, dat de resultaten hiervan in 1951 wel merkbaar zullen zijn. De proef met de „bijzondere tuingroepen” op de tuin aan de Erasmusweg werd in het verslagjaar voortgezet en ook nu waren de resultaten zeer goed. De vorming van bijzondere tuingroepen kan leiden tot een verfrissing van het kindertuinwerk. Het voor naamste bezwaar van de tot nu toe gevolgde werkwijze is, dat kinderen, die voor het tweede of derdejaar een tuintje hebben, een herhaling van een vorig jaar mee maken, wat op de duur verflauwend werkt op de animo. Deze kinderen zijn de werkelijke liefhebbers en er moet voor hen een stijging in de moeilijkheden van het werk en in de aard der te behalen resultaten zitten. De tijd, op de kindertuin doorgebracht, werpt dan voor hen ook meer vruchten af. Op de tuin aan de Laan van Eik en Duinen werd een lange bloemborder aangebracht, waardoor het saaie karakter van die tuin doorbroken werd, terwijl tege lijkertijd het aantal bijen, hommels en vlinders sterk toenam. Het is verrassend te merken hoe animerend een verfraaiing van de tuin op de kinderen werkt. Oppervlakkig beschouwd neemt de betekenis van f VERSLAG GEMEENTELIJKE SCHOOL- EN KINDERTUINEN. Totaal aantal bezoekers. Aantal tuintjes. 252 170 282 niet in gebruik. 100 330 183 245 564 300 133 120 284 210 270 217 170 317 320 204 172 180 115 140 135 153 _48 Totaal 5 614

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1950 | | pagina 555