1 LENINGFONDS DER GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE. VERSLAG OVER HET JAAR 1950. f f BIJLAGE 8 Afgelost werd in 1950 ƒ285.438.900,06 ƒ285.438.900,06 de algemene dienst. ƒ216.041.851,26 4.816.272,20 20.528.037,28 105.062,48 n 5, Verstrekt op 1 October 1950 Verstrekt per 31 December 1950 254.795.376,88 6.688.381,25 46.482.469,21 14.678.210,52 19 f 6.688.381,25 Per 31 December 1950 moest derhalve nog geleend worden 7.849.116,76 Schuld aan crediteuren. De schuld van het Fonds per 1 Januari 1950 bedroeg In de loop van 1950 zijn ten behoeve van het Fonds geldleningen gesloten tot een totaalbedrag van Van de algemene dienst ontvangen kapitalen ter belegging van Gemeentegelden zodat de schuld op 31 December 1950 bedroeg bestaande uit: Per 1 Januari 1950 had het Fonds van de algemene dienst te vorderen wegens verstrekte kapitalen Verstrekt op 1 Januari 1950 Buitengewoon afgelost op 1 Januari 1950. Afgelost per 31 December 1950 Afgelost per 3’1 December 1950 Nog te lenen dekkingsmiddelen. Van de algemene dienst was per 31 December 1950 te vorderen De leningschuld van het Fonds per 31 December 1950 bedroeg 205.302,31 100.239,83 ƒ216.160.525,24 38.634.851,64 Tegen gemiddeld rentepercentage. 4.816.272,20 1.872.109,05 f 20.528.037,28 25.954.431,93 20.528.037,28 46.482.469,21 ƒ293.288.016,82 ƒ293.288.016,82 „285.438.900,06 4.816.272,20 99 9 99 19 Tegen vast rentepercentage. 3 pCt. i 31/4 pCt. 87.341.463,14 83.718.120,03 240.000,— 75.201.678,40 25.628.566,49 1.500,— ƒ240.117.166,36 zodat het Fonds per 31 December 1950 van de algemene dienst had te vorderen 120.500,— 13.187.072,— M 99 99 Te vorderen van Algemeen. Het Leningfonds, ingesteld per 1 Januari 1945, treedt op als financicringsapparaat, hetwelk enerzijds aan de algemene dienst de mid delen verschaft voor de dekking van kapitaalsuitgaven en anderzijds die middelen put uit geldleningen, welke de Gemeente ten behoeve van het Fonds aangaat en uit andere middelen. Die andere middelen bestaan uit door de algemene dienst in het Fonds gestorte kapi talen ter belegging van Gemeentegelden. Op deze wijze wordt het vermogen der Gemeente in stand gehouden, het Fonds treedt te dien aanzien tevens op als beleggingsfonds. De over de belegde kapitalen door het Fonds betaalde rente (3 pCt. per jaar) komt aan de algemene middelen ten goede. De gemiddelde rente over aan de algemene dienst verstrekte gelden bedroeg over de jaren 1945 tot en met 1949 onderscheidenlijk 3.483 pCt., 3.531 pCt., 3.464 pCt., 3.369 pCt. en 3% pCt. Ook over 1950 is deze bepaald op 3% pCt. Het voordelig verschil, dat door Van het bedrag van ƒ285.438.900,06 was geleend tegen: 2% pCt 2’/2 pCt 3 pCt 3—31/2 pCt 3'4 pCt 3/4 pCt 3/2 pCt 4 pCt ƒ297.457.536,33 12.018.636,27 de vaststelling der rente op dit percentage op de gewone dienst van het Fonds zou ontstaan (ƒ171.139,25) is ingevolge raadsbesluit van 25 Juni 1951 (bijl. 328) aan de kapitaaldienst uitgekeerd om daaruit voor zover mogelijk de te verwachten aanzienlijke zegel- kosten alsmede de overige kosten van het sluiten van geldleningen in 1951 en eventueel in volgende jaren te betalen. obligatieleningen onderhandse leningen grootboekinschrijvingen annuiteitsleningen leningen met eigen fondsen beleggingen van de algemene dienst ƒ234.343.886,58 50.318.725,— 12.794.924,75 ƒ216.146.913,74 13.611,50 30.101.500,— „207.949.060,— 2.049.000,— 13.482.876,92 15.442.094,— 16.414.369,14 gewoonf 10.445.746,94 buitengewoon4.232.463,58

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1950 | | pagina 84