19
Daarbij werd medegedeeld, dat aanvragen tot
financiering van de woningbouw èn uit hoofde van
de Woningwet èn uit hoofde van die der premie
regeling Woningbouw 1950 voorshands niet meer
in behandelingzouden worden genomen, onderschei
denlijk dat de behandeling hiervan zou worden opge
schort.
In de behandeling van aanvragen tot de afgifte van
rijksgoedkeuringen voor alle andere bouwwerken, zo
als deze in het vorige jaarverslag is aangegeven, kwam
in de loop van het verslagjaar geen verandering. De Ur-
gentie-Commissie Openbare Werken en de Urgentie-
Commissie voor de Niet-Gemeentelijke Bouwwerken
zetten haar taak dan ook op de normale wijze voort.
In tegenstelling met de eerste goedkeuringsstop, be
tekende deze tweede voor de Gemeente wel een zeer
reële belemmering van de bouwactiviteit. Immers vele
particuliere bouwers durfden onder deze omstandig
heden, hoewel zij reeds een rijksgoedkeuring hadden
ontvangen, niet meer met de bouw van woningen te be
ginnen, indien zij de premie nog niet bij het Ministerie
hadden aangevraagd of deze nog niet was toegekend.
Bovendien werd deze goedkeuringsstop bij circulaire
van 8 Mei 1951 nog uitgebreid tot de herbouwsector,
d. w.z. tot woningen, waarvoor het Ministerie geen voor
lopig financieringsvoorstel had gedaan, op grond van
het motief, dat in enkele gebieden een onevenredig hoog
aantal herbouwwoningen in uitvoering zou zijn ge
komen. Hoewel een te hoog opgevoerde bouwbedrijvig-
heid steeds weer als argument voor deze maatregelen
werd aangevoerd, bestond vrij algemeen de indruk, dat
de wens tot beperking van de investeringen in de wo
ningbouw in verband met de financiële toestand van
het land, hiervan mede de achtergrond heeft gevormd.
Daarop volgden de financieringsmoeilijkheden bij de
gemeenten in verband waarmede ongeveer gelijktijdig
met de niet-officieel aangekondigde geleidelijke ophef
fing van de goedkeuringsstop de regeling werd inge
voerd, dat woningwetplannen alleen nog konden wor
den goedgekeurd als de financiering door middel van
een langlopende lening geschieden kon (zie hiervoren
sub 2).
Stellig heeft de zg. bouwstop het aantal in aanbouw
genomen woningen in 1951 sterk beïnvloed en zal het
aantal, dat in 1952 en 1953 gereed komt, deze invloed
weerspiegelen. Anderzijds is zoals aan het slot van
1 reeds werd gesteld, het aantal woningen waar
voor een rijksgoedkeuring werd afgegeven (3 969) ten
slotte nog meegevallen, ook al werden deze in de loop
van het verslagjaar nog niet alle door het Ministerie ge
accepteerd.
In tegenstelling met de in het vorige jaarverslag ver
melde zeer summiere gegevens over de in 1950 in aan
bouw genomen en sinds de bevrijding voltooide wonin
gen lijkt het gewenst hieronder een zo nauwkeurig
mogelijk overzicht te geven van de sinds de bevrijding
jaarlijks in aanbouw genomen, op het einde van ieder
jaar in uitvoering zijnde, en de jaarlijks gereedgekomen
woningen, welke gegevens nog zijn gesplitst in die voor
de woningwetbouw, zowel door de Gemeente als door
de woningbouwverenigingen en die voor de gezamen
lijke particuliere bouw. Zodoende kan ook in de komen
de jaren hierbij worden aangesloten.
Ten aanzien van de „premieregeling voor woning
verbetering en woningsplitsing”, de „bijdrageregeling
voor het verbeteren van woningen wegens door derden
aan de Gemeente beschikbaar gestelde gelden” (zg.
Terlingenpremie) en de „premieregeling wegens vrij
willige beschikbaarstelling van woonruimte” (zg. V.B.
of keukenpremie) wordt verwezen naar het jaarverslag
van de Gemeentelijke Woningdienst aan welke de be
handeling van dergelijke aanvragen is opgedragen. De
beslissing over de toekenning van dergelijke premies
bleef ook in het verslagjaar bij de hoofddirecteur van de
Gemeentelijke Dienst van de Wederopbouw en de Stads
ontwikkeling (W. en S.) berusten.
VERSLAG WEDEROPBOUW EN STADSONTWIKKELING.
Periode.
Totaal.
Totaal
3 109
5 353 4 652
13 114
Voltooid:
8 795
6
I
In aanbouw
genomen:
Paragraaf 2. Andere bouwwerken.
1945
1946
1947
1948
1949
1950
1951
32
353
900
1 052
1 211
1 116
32
321
640
560
1 108
448
21
559
705
1 666
2 229
1 947
21
559
206
1 548
1 474
1 545
4
1
58
451
1 249
1 633
62
887
1 508
3 036
4 518i)
3 103
4
22
211
1 446
3 109
4 003
5
11
615
1 092
1 779
1 2511)
58
923
2 220
3 810
5 219*)
4 3142)
Ge
meente.
31-12-45
31-12-46
31-12-47
31-12-48
31-12-49
31-12-50
31-12-51
1945
1946
1947
1948
1949
1950
1951
Totaal
93
408
949
543
1 993
Het verschil met de in het jaarverslag 1950 voorkomende cijfers is in hoofd
zaak het gevolg van de voorgeschreven gelijkschakeling met de cüfers van het
Centraal Bureau voor de Statistiek per I Januari 1951. Het totaalbeeld wordt
hierdoor echter niet beïnvloed.
Exclusief 5 woningen, welke vervallen zijn door wijziging (tijdens de bouw)
van een drietal bouwplannen.
In uitvoering
op:
7
9
662
928
l 936
1 110
21
60
587
911
1 827
3406 3396
Woningwetbouw. Andere
woning-
(dom’
vereni'-
gingen. here"’-
B. IN UITVOERING ZIJNDE EN VOLTOOIDE
WONINGEN.
C. VERBETERING EN HERSTEL VAN WONINGEN.