27
2
Op 4 Augustus werden twee opvarenden, die infectie
hadden opgelopen, door de motorlogger SCH 89 aan
de wal gebracht; zij werden naar een ziekenhuis ver
voerd. De motorlogger SCH 210 bracht op 16 Augus
tus één der Vlaardingse predikanten binnen, die aan
boord van het hospitaal-kerkschip „de Hoop” ziek was
geworden. Meteen ziekenauto werd hij naarVlaardingen
gebracht. Een zieke matroos werd op 20 Augustus door
de motorlogger SCH 20 binnengebracht. Door de Ge
meentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst werd
hij naar zijn huis vervoerd. Op 5 October werd door de
motorlogger SCH 5 een man met gebroken ribben aan
de wal gebracht. Door genoemde Dienst werd hij naar
een ziekenhuis vervoerd. De motorlogger SCH 236
bracht op 3 November één der opvarenden met gebro
ken ribben binnen. Ook hij werd door de G.G. en G.D.
naar een ziekenhuis getransporteerd. Een matroos, die
keelontsteking had, werd op 21 November door de
motorlogger SCH 195 aan wal gebracht. Door de Ge
meentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst werd
hij naar een ziekenhuis vervoerd. Op 28 November wer
den twee zieken binnen gebracht door de motorlogger
SCH 89. De G.G. en G.D. vervoerde hen naar hun wo
ning. De motorlogger SCH 116 bracht op 16 December
een zieke matroos aan de wal. Hij werd door de G.G.
en G.D. naar een ziekenhuis vervoerd.
Geschut werden naar de vissershaven 1 088 schepen
met een totale verplaatsing van 45 691 m3 tegen 1 101
met een totale verplaatsing van 40 807 nP in 1950.
Uit de vissershaven werden geschut 1 080 schepen
met een totale verplaatsing van 45 547 nP tegen 1 092
met 40 897 nP in 1950.
In Augustus is de stuurman van de motorlogger
SCH 121, tijdens de vangst op zee, tussen de winch be
kneld geraaktvoor geneeskundige verzorging werd de
stuurman naar Aberdeen overgebracht. Op 1 Septem
ber brandde het vooronder uit van de in de haven lig
gende motorkotter SCH 112; een matroos is aan de
opgelopen brandwonden overleden. Op 29 September
is een bewaker van een logger ’s avonds overboord ge
vallen en verdronken, zonder dat iemand het voorval
opgemerkt heeft. De volgende morgen werd het stof
felijk overschot opgehaald.
De motorkotter GO 8 had op 14 Maart de motor
kotter SCH 183 op sleeptouw, teneinde dit vaartuig
naar de Scheveningse haven te slepen. Juist toen de
schepen tussen de havenhoofden waren, brak de sleep
tros. De SCH 183 ankerde benoorden het Noorder-
hoofd. Het vaartuig bevond zich echter in een gevaar
lijke positie. De motorreddingboot voer daarom uit en
haalde de bemanning van boord, ’s Avonds om 21 uur
brak de ankerkabel en strandde het schip vóór de vuur-
De kustvisserij werd uitgeoefend door motorkotters
en motorbotters afkomstig uit Scheveningen, Stellen
dam, Goedereede, Ouddorp, Texel en Urk. Deze vaar
tuigen maakten in totaal 4 851 reizen op de Schevening
se haven.
Aan de haringvisserij namen deel 110 motorloggers,
die 1 281 reizen maakten daaronder zijn begrepen de
bovenbedoelde 251 reizen van de haringtreilvisserij
of gemiddeld 11,65 reis per schip. Het eerste deel van de
haringvloot ging op 22 Mei naar zee; de gehele haring
vloot was vóór 1 Januari 1952 binnen. Vele schepen
voeren ter haringtreilvisserij omdat de vangsten der
drijfnetvisserij schraal waren. Onder de Engelse wal en
in de binnenzee van 53° N.B. tot 51° 30' is, even
als in het vorig verslagjaar, veel haring gevangen. De
Kanaalvisserij, waaraan 22 motorloggers deelnamen,
leverde bevredigende vangsten op. Door het ruwe weer
in de laatste dagen van December moest men deze
visserij beëindigen.
In het verslagjaar kwamen 45 kustvaarders de haven
binnen20 van deze schepen vervoerden 6 289 000 kg
kippengrit naar Finland, 25 schepen vervoerden
4 960 000 kg haring naar Oost- en West-Duitsland,
negen motorloggers verscheepten 720 000 kg haring
naar Frankrijk.
Tijdens het verslagjaar kwamen 305 marinevaartui-
gen, die de zee vóór de kust van mijnen schoon veeg
den, de haven binnen. In Juni waren in de haven Engel
se, Franse, Noorse en Belgische mijnenvegers aanwezig,
die met de Nederlandse schepen op zee oefeningen in
groot verband hielden.
In de maanden Juni, Juli en Augustus onderhielden
twee vletten pleiziervaarten op de Noordzee.
De resultaten zijn zeer slecht geweest omdat van het
strand af met amphibievoertuigen eveneens tochten
op zee werden ondernomen.
Betreffende de toestand van de buitenhaven werd als
volgt geseind:
1 Januari 18 -D.P., 15 Januari 23 -D.P., 18 Januari
20 -D.P., 26 Januari 26 -D.P., in Juli 27 -D.P., 2 Oc
tober 28 -D.P., 11 December 24 -D.P. en 28 December
22 -D.P.
De eerste 4 maanden van het verslagjaar waren de
beide binnenhavens goed op diepte. Op 23 Mei werd
een begin gemaakt met het baggeren van de beide ha
vens, waarmede men ultimo Juli gereed was. De res
terende maanden van het verslagjaar bleven de havens
goed op peil.
VERSLAG GEM. DIENST VAN HAVEN- EN MARKTWEZEN.
Quarantaine.
Schutsluis.
Persoonlijke ongelukken.
Scheepsongevallen.
Kustvisserij.
Haringvisserij.
Vrachtvaart.
Mijnenveegdienst.
Passagiersvaartuigen.
Buitenhaven.
Binnenhavens.