32
in.
1.
a.
2
b. Sociale-Bijstandsregeling.
Het in de sociale-bijstandsregeling evenals de
overbruggingsregeling een rijksregeling voor sociale
bijstand bepaalde bedoelt het verlenen van uit
kering aan werkloze werknemers, alsmede de zelf
standigen, groep A, die op grond van hun antece
denten, aanleg, karakter, vakbekwaamheid en leeftijd
er niet gemakkelijk in kunnen slagen werk te vinden,
zonder dat zij geacht worden geheel uit het arbeids
proces te zijn uitgesloten (de zogenaamde moeilijk-
plaatsbaren), voorzover zij als valide en bonafide
werknemers zijn aan te merken en zij overigens aan
de gestelde voorwaarden voldoen, tenzij in hun levens
onderhoud door opneming in een wachtgeldregeling,
overbruggingsregeling of op andere soortgelijke wijze
is voorzien.
De wijzigingen in de sociale-bijstandsregeling be
troffen voornamelijk die, welke ook reeds onder het
hoofd „Overbruggingsregeling” zijn vermeld. Boven
dien werd nog de brandstoffenbijslag, alsmede de
hulpverlening aan achtergebleven gezinsleden van
DE UITVOERING VAN DE TAKEN VAN
HET BUREAU.
Overbruggingsregeling.
Het in de overbruggingsregeling bepaalde bedoelt
het verlenen van uitkering aan valide en bonafide
werknemers, die onvrijwillig en buiten hun schuld
geheel of gedeeltelijk werkloos zijn geworden en in
wier levensonderhoud niet door opneming in een
wachtgeldregeling of op andere soortgelijke wijze is
voorzien.
Zij dateert van 1945, toen zij door de Chef-Staf
van het Militair Gezag werd vastgesteld, en is later,
in 1946, door de Minister van Sociale Zaken over
genomen.
In het verslagjaar werden verscheidene wijzigingen
in de regeling aangebracht. De voornaamste zijn die
betreffende de wijziging van het Ziekenfondsenbesluit
(waardoor zij die uitkering ontvingen met ingang van
1 Januari 1951 eveneens onder de verplichte verzeke
ring vielen), de opneming (onder zekere voorwaarden)
in de regeling van uit Indonesië gerepatrieerden, als
ook D.U.W.-arbeiders, het toekennen van bevallings-
geld, de verhoging van de kinderbijslag, de herziening
van de Kinderbijslagwet met ingang van 1 Januari
1951 en de verhoging van de maximum-uitkerings-
bedragen. Op 31 December bedroeg de maximum-
uitkering voor kostwinners 6,46 per dag, die voor
alleenwonenden, kostgangers en thuisinwonenden
5,52 per dag. Daarboven kon een kinderbijslag
worden toegekend welke op 31 December voor het
eerste kind 0,46 per dag, voor het tweede en derde
kind 0,51 en voor het vierde en volgende kind
0,67 bedroeg.
emigranten naar Australië, geregeld, respectievelijk
geaccentueerd.
Op 31 December bedroeg de uitkeringsnorm voor
man en vrouw 30,90 per week, die voor kostgangers
en alleenwonenden 22,35 per week. Daarboven kon
een gezinsledenbijslag worden toegekend, welke op
31 December voor het eerste kind 2,76 per week,
voor het tweede en derde kind 3,06 en voor hei
vierde en volgende kind 4,02 bedroeg.
Plaatselijke Commissie voor sociale bijstand.
De Commissie was aan het einde van het verslag
jaar als volgt samengesteld:
Lid-voorzitter: J. L. Valk, hoofdambtenaar voor
sociale arbeid/afdelingschef bij het Gemeentelijk
Bureau voor Werklozenzorg; plv.: H. L. F. Hofman,
hoofdambtenaar voor sociale arbeid bij genoemd
bureau; leden: F. A. J. Albers, contact-ambtenaar
voor sociale bijstand bij het Ministerie van Sociale
Zaken en Volksgezondheid; plv.: J. Ph. H. Pleines,
eveneens contact-ambtenaar; F. M. Steinmetz, wnd.
directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau te’s-Gra-
venhage; plv.: A. A. Nicolai, hoofdcommies bij hei
Gewestelijk Arbeidsbureau; secretaresse (geen lid)
Mw. C. H. van Velthoven, ambtenaar bij het Ge
meentelijk Bureau voor Werklozenzorg.
Ter uitvoering van haar taak het behandelen
van gevallen, over welker opneming of handhaving in
de regelingen twijfel bestaat kwam de Commissie
in 57 vergaderingen bijeen. Zij behandelde 1 094 ge
vallen; in 664 gevallen besloot zij de Directeur van
het bureau tot opneming in de overbruggings- c.q.
sociale-bijstandsregeling te adviseren; in 63 gevallen
tot opneming als zelfstandige, groep A, en in 367
gevallen tot afwijzing. Dienovereenkomstig is besloten.
Plaatselijke Revisie Instantie.
In de Commissie hadden op 31 December in ge
lijke functie zitting de leden en plv.leden van de
Plaatselijke Commissie voor Sociale Bijstand, be
nevens als leden:
A. J. van Hagen, vertegenwoordiger van het
N.V.V.; M. J. Rotteveel, vertegenwoordiger van de
K.A.B., en J. H. Krooshof, vertegenwoordiger van het
C.N.V. en als plv.leden respectievelijk de Heren H. J.
Jurgens, F. v. d. Ham en M. D. Stafleu. Secretaresse
(geen lid): Mw. C. H. v. Velthoven, ambtenaar bij
het Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg.
De Commissie had tot taak klachten of bezwaren
van werknemerszijde te beoordelen over vermeende
onjuiste behandeling van een geval of over de inter
pretatie van de bepalingen in het algemeen. Daartoe
kwam zij 37 maal in vergadering bijeen.
Van de 207 behandelde bezwaarschriften advi
seerde zij in 104 gevallen aan ondergetekende tot
handhaving van de afwijzende beslissing, in 102 ge
vallen tot opneming. Dienovereenkomstig is besloten.
In één geval kwam de Commissie niet tot overeen
stemming, zodat voorlegging aan de Centrale Revisie
Instantie moest volgen.
VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING.
De overbruggings- en sociale-bijstandsregeling
voor valide en bonafide werklozen.