I II 32 M 15 kwamen in 1951 slechts enkele wijzigingen. De bij de termijnberekening in acht te nemen maximum normen werden per 19 Maart verhoogd van 43,05 tot 45,20 per week voor kostwinners en van 38,85 tot 40,80 voor ongehuwden-niet-kostwinners, even tueel vermeerderd met kinderbijslag als omschreven in de Kinderbijslagwet. Aan de in de Commissie zitting hebbende leden deskundigen, voor zover zij niet in ambtelijke dienst zijn, werd ingaande 1 Juli een vacatie-geld ad 7,50 per vergadering toegekend. Zoals in voorgaande jaren verzorgde het bureau de voorbereiding van de uitbetaling van de wekelijkse termijnen. Het secretariaat van de Commissie waar de uitbetaling plaats vindt berust bij de afdeling Sociale Zaken der gemeentesecretarie. In totaal is aan 35 personen een of meermalen hulp verleend. De uitvoering van de regeling. Voor de omvang, welke deze hulpverlening aan zelfstandigen gedurende het verslagjaar had, moge worden verwezen naar de staten VIII en IX. Ter toelichting zij vermeld, dat voornamelijk in de eerste maanden van het jaar, de kooplieden en de schilders het grootste aantal vormden. Daarnaast waren ge durende het gehele jaar gemiddeld 11 kunstschilders De voornaamste wijzigingen, die in de zelfstandi genregeling in het verslagjaar zijn aangebracht, be troffen de verhoging van het subsidiepercentage tot 75 pCt. bij hulpverlening aan schippers, die bij het Centraal Bevolkingsregister staan ingeschreven, en de verhoging der normen, als vermeld onder het hoofd sociale-bijstandsregeling. De invoering van de Nood wet Kinderbijslag Kleine Zelfstandigen per 1 October 1951 bracht wijziging in de behandeling der gezins ledentoeslag. Plaatselijke A dviescommissie. Deze Commissie, die het College van Burgemeester en Wethouders adviseert inzake het al of niet toe kennen van hulp ingevolge deze regeling, c.q. de wijze van hulpverlening, was aan het einde van het verslag jaar als volgt samengesteld: Lid-voorzitter: R. P. Baas, directeur van het Ge meentelijk Bureau voor Werklozenzorg en Personeels voorziening; plv.: P. Vroegindewei, plv. directeur; lid: J. Ph. H. Pleines, vertegenwoordiger van het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid; plv. leden: F. A. J. Albers, idem; L. A. Mooy, ver tegenwoordiger van het Ministerie van Economische Zaken; (In de vacature J. Pasman, ontstaan op 9 Novem ber, was aan het einde van het verslagjaar nog niet voorzien.) Secretaris (geen lid): M. W. van Daalen, hoofd commies bij het Gemeentelijk Bureau voor Werk lozenzorg en Personeelsvoorziening; plv.: H. Statema, commies A bij genoemd bureau. De Commissie is in het verslagjaar niet bijeen ge weest; zij handelde de aanvragen schriftelijk af. 1 Borgstellingsfondsen), en een tegemoetkoming op ge lijke voet als voor de B-groep is omschreven, in staat geacht kunnen worden wederom als zelfstandige in het onderhoud van zich en hun eventueel gezin te voorzien. Voor een bijzondere groep zelfstandigen, n.l. de beeldende kunstenaars, is door de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid bij circulaire van 31 Maart 1949, de regeling voor sociale bijstand aan beel dende kunstenaars in het leven geroepen (zie blz. 14). Deze regeling opent ook de mogelijkheid aan kun stenaars, aan wie geen of niet langer bijstand kan worden verleend tegen een contra-prestatie, uitkering krachtens de zelfstandigenregeling te verstrekken. In 1948 is bij circulaire van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid d.d. 23 Juli 1948, de oude regeling, daterende van 1943, vervangen door een nieuwe. De korte inhoud van deze regeling, welke in de jaren 1949 en 1950 geringe wijziging onderging, is als volgt: Doelstelling: Deze regeling beoogt verstrekking van financiële hulp aan eigenaren van kleinbedrijven en aan personen, die een zelfstandig beroep uitoefenen, en die buiten hun schuld niet in staat zijn in het onderhoud van zich en hun eventueel gezin te voor zien. Naar de wijze van hulpverlening kunnen de zelf standigen in drie groepen worden onderscheiden: Groep Apersonen, die, al zou gedurende een zekere tijd een periodieke tegemoetkoming worden verleend, niet meer in staat kunnen worden geacht blijvend als zelfstandige in het onderhoud van zich en hun eventueel gezin te voorzien. Zij kunnen na opheffing van hun bedrijf uitkering ontvangen krachtens de sociale-bijstandsregeling. In de uitkeringen subsidieert het Ministerie voor 100 pCt. Groep B: personen, die door of met behulp van een periodieke geldelijke tegemoetkoming, gedurende een zekere tijd (in beginsel niet langer dan een half jaar) zodanig geholpen kunnen worden, dat zij weer als zelfstandige in het onderhoud van zich en hun even tueel gezin kunnen voorzien. Zij kunnen een uitkering ontvangen naar de norm van de sociale-bijstandsregeling, verhoogd met een percentage van in het algemeen 20 pCt. Het rijk subsidieert voor 50 pCt. Groep C: personen, die in wezen credietwaardig zijn en door of met behulp van de gecombineerde bij stand van een crediet, krachtens de door of vanwege het Rijk dienaangaande getroffen regelingen (b.v. de VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING. 6. Sociaal-economische hulpverlening aan zelfstandigen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1951 | | pagina 440