i 19 Totaal 2 In de particuliere sector nam het aantal kleine wo ningen verhoudingsgewijs eveneens toe van 35 pCt. Aangevr. Verleend veel groter aantal woningen dan verleden jaar t.w. 4 646 tegenover 2 937 toestemming werd verleend. De Gemeente en de woningbouwverenigingen na men van dit aantal 3 695 woningen voor haar reke ning tegenover 1 880 een jaar tevoren. Genoemd totaalaantal kwam weliswaar niet vol ledig ten laste van het bovengenoemde contingent van 3 600 woningen, doch niettemin werd dit met 597 overschreden; daardoor zijn van het gemiddelde jaar- contingent van 2 537 woningen voor 1953 niet meer dan 1 940 woningen beschikbaar, hetgeen een ernstig (1945 t./m. 1949) tot 51 pCt. (1951) om in het ver slagjaar evenwel weer te dalen tot circa 45 pCt. 4 en meer 25 pCt. woningen met 1 slaapkamer. 60 2 slaapkamers. 10 3 5 4 en meer slaapkamers. Dientengevolge steeg het percentage kleine woning wetwoningen (met een en twee slaapkamers) dat werd goedgekeurd dan ook van circa 48 in de periode 1945 t./m. 1949 tot circa 75 in de jaren 1950 t./m. 1952; daarbij lag het aantal eenslaapkamerwoningen boven 25 pCt., doch het aantal tweeslaapkamerwoningen vrij belangrijk beneden 60 pCt., zoals uit het vol gende overzicht blijkt. "Tïj gevaar in zich bergt voor een ongestoorde voortzetting van de woningbouw hier ter stede. Aangezien de „vrije” bouw immers vrijwel geheel tot stilstand is gekomen, kan slechts de bouw van woningen met herbouwfinanciering dit aantal nog verhogen, doch in tegenstelling tot de gemeente Rotterdam is ook van deze herbouw zeker niet meer dan een 400 a 500-tal woningen te verwachten. Na deze korte toelichting spreekt onderstaand staatje, waarin de cijfers wederom zijn gesplitst naar de opdrachtgevers, voor zichzelf. - 24,7 I - Ten laste van contingent 4 197 woningen. --- Buiten contingent 449 woningen. 2. Grootte van de woningen. In de vorige jaarverslagen over 1950 en 1951 is reeds toegelicht om welke reden hier ter stede sedert de laatste jaren een op het eerste gezicht vrij vèr gaande woningdifferentiatie wordt nagestreefd. Het belangrijkste motief hiervoor was, dat uit de in 1947 gehouden rijkswoning- en gezinstelling was gebleken, dat het aantal woningen met een en twee slaapkamers (onder „slaapkamers” te verstaan alle kamers boven één woonvertrek) te Den Haag veel geringer was dan het aantal gezinnen, dat daaraan behoefte had, terwijl het aantal woningen met drie of meer slaapkamers het aantal der daarvoor in aan merking komende grotere gezinnen overtrof. Daarom werd de woningpolitiek erop gericht de komende jaren aanzienlijk meer een- en tweeslaapkamerwoningen te doen bouwen dan voordien het geval was. Deze poli tiek werd in 1950 bovendien nog in de hand gewerkt, doordat het aan de Gemeente toegewezen contingent niet in een aantal woningen maar in een totale classi- ficatieinhoud werd toegewezen, hetgeen dus een prik kel was om hiervoor zoveel mogelijk kleine woningen te bouwen. Zodoende werd in 1950 gestreefd naar een diffe rentiatie van de over de periode 1 Januari 1950 tot 1 Januari 1960 nieuw te bouwen woningen in de volgende onderlinge verhoudingen: GEMEENTELIJKE DIENST VAN DE WEDEROPBOUW EN DE STADSONTWIKKELING Totaal. 1 3 4 5 6 69 4 197 4 646 100 100 Aantal slaap kamers. Woningwetbouwfinanciering in percentages. 1 652 1 446 Premie- bouw gem. 864 504 Vrije bouw. Totaal in percentages. Totaal- generaal 1 t./m. 6. Premie regeling. T.l.v. contingent 1 t./m. 4 Premieregeling. Gemeente. 1951. 26,2 50,6 22,4 0,8 I 100 1952. 28/) 46,8 22,5 2,7 100 1952. 12,0 32,6 37,5 17,9 100 1950. 23,3 41,2 30,4 5,1 100 1950. 31,3 45,4 22,5 0,8 100 1950. 11,3 34,8 42,4 H,5 100 Particuliere bouw in percentages. 1951. 13,2 38,0 40,0 8,8 I 100 1951. 21,5 46,0 28,8 3,7 100 1952. 49,7 23,1 5,5 100 I 1945/49. 4,4 43 9 45,1 6,6 100 j 1945/49. 7,0 36,7 43,4 12,9 100 690 502 Overheidsbouw. Woningwetbouw. Gemeente. Woningbouw vereniging. 2 1945/49. 11,8 23,3 40,2 I 100 Rijksgoed. financieel accoord 1 817 1 745 Goedgekeurde en Particuliere bouw. Herbouw. 447 380 geaccepteerde woningbouwplannen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1952 | | pagina 299