I 19 j 3 Hiervan uitgaande en tegelijk rekening houdende met de samenstelling van de bestaande woningvoor raad, is daarop besloten de tussen 1 Juni 1952 en Voor de vergelijkbare verhoudingscy/er.v voor de jaren 1945 t./m. 1950 moge naar het vorige jaar verslag worden verwezen. grootte en de wijze van financiering, dat na het voren staande voor zichzelf spreekt. Daaruit blijkt, dat de in 1950 voorgenomen meer doelbewuste differentiatie eerst bij de in 1952 gereedgekomen woningen dui delijk tot uitdrukking komt. _1’8 Daaruit blijkt, dat de gemiddelde classificatie- inhoud (in m3) ook in 1952 nog verder is gedaald, welke daling is veroorzaakt door de geringere inhoud van de met woningwetfinanciering te bouwen wo ningen. De stijging van de gemiddelde inhoud van de in de overige sectoren te bouwen woningen kon deze daling niet geheel compenseren. Tenslotte volgt een overzicht van de in 1951 en 1952 gereedgekomen woningen, gesplitst naar de Voor de gezamenlijke nieuwbouw vertoonde het aandeel der kleine woningen niettemin een onafge broken stijging tot ruim 71 pCt. in 1952. In de loop van het verslagjaar bleek het echter noodzakelijk deze verhoudingen aan een critische be schouwing te onderwerpen. Mede met het oog op de in de loop der jaren steeds voortgaande stijging van de eisen ten aanzien van het „woonpeil”, welke zich naar verwachting ook in de toekomst zal voortzetten, was het immers gewenst zo spoedig mogelijk weer op ruimere schaal gelegen heid te geven om een tweede woonvertrek in gebruik te nemen. Zodoende zal er in den vervolge o.m. van worden uitgegaan, dat: a. in speciale woningen voor ouden van dagen geen tweede woonvertrek noodzakelijk is; b. in de helft der woningen voor arbeiders en kleine middenstanders op een tweede woonvertrek wordt gerekend; c. voor woningen voor middenstanders en beter ge situeerden steeds op een tweede woonvertrek wordt gerekend. I 1 633 1 Januari 1961 te bouwen woningen als volgt te differentiëren: 22 pCt. woningen met 1 slaapkamer. 39 2 slaapkamers. 15 3 24 4 en meer slaapkamers. Aangezien niet in alle wijken dezelfde wooneisen worden gesteld, zal deze onderlinge verhouding niet in de verschillende uitbreidings- en wederopbouw- plannen op dezelfde wijze in acht worden genomen; de genoemde verhoudingen geven slechts een gemid delde van alle nieuwe wijken aan. Hoewel de onder a t./m. c genoemde richtlijnen ertoe leiden, dat voor de arbeiders- en kleine midden standswijken de differentiatie wat krapper en voor de middenstands- en welgesteldenwijken wat ruimer is dan bovenvermelde gemiddelde differentiatie, zijn voor het resterende zuidwestelijke uitbreidingsgebied (Bouwlust-Vrederust O. en Berestein-Vrederust W.) de criteria enigszins verruimd op grond van de be trekkelijk geïsoleerde randligging van deze wijken. De percentages woningen met respectievelijk 1, 2, 3, 4 en meer slaapkamers zijn hier bepaald op respec tievelijk 15, 40, 25, 20. Evenals in de vorige jaarverslagen volgt hieronder thans wederom een overzicht van de gemiddelde clas- sificatie-inhoud van de in 1952 goedgekeurde wo ningen naar financieringswijze. GEMEENTELIJKE DIENST VAN DE WEDEROPBOUW EN DE STADSONTWIKKELING Periode. Totaal. Gereedgekomen woningen. W o ning wetbou wfinanciering. Particuliere bouw. Totaal. pCt. Aantal. pCt. pCt. pCt. Aantal slaap kamers. 1945 t./m. 1949 1950 1951 1952 m3 m3 m3 Herbouw- financiering. 99 99 Zonder financiering. 251 m3 246 m3 240 m-' 1951 Aantal. 1952 pCt. 1915 Aantal. 1 2 3 4 en meer Totaal 807 1 221 686 50 2 764 7,0 30,4 48,8 13,8 100 129 429 458 135 1 151 368 1 613 1 677 345 4 003 1951 Aantal, j 253 1 116 881 120 2 370 9,2 40,3 41,9 8,6 100 23,9 42,1 29,2 4,8 100 29,2 44,2 24,8 100 Woningwet- bouw- financiering. 258 213 210 204,2 m' 1952 Aantal. 936 I 1 650 1 144 185 3 915 115 497 796 225 314 m3 274 m3 279 m3 I (272,3 m3 300,7 m3) gemiddeld 287 m3 1952 Aantal. pCt. 11,2 37,3 39,8 11,7 100 onvoldoende gegevens 346 m3 338 m3 461,5 m3 334 m3 339 m3 377,3 m3 10,7 47,1 37,2 5,0 100 Premieregeling 1950 Gemeente. Particulier X 99 99 99 -1 99

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1952 | | pagina 300