19 c. a. b. 6 Zoals in de aanvang van dit verslag reeds terloops is vermeld, zijn met ingang van 1 Augustus 1952 de bemoeiingen der gemeentebesturen met het verlenen van rijksgoedkeuring tot een minimum teruggebracht. Mede hierdoor kon de Urgentie-Commissie voor de Niet-Gemeentelijke Bouwwerken haar werkzaam heden in de loop van het jaar voorlopig opschorten. In de taak van de Urgentie-Commissie Openbare Werken kwam daarentegen geen verandering. Voor nadere bijzonderheden hieromtrent wordt verwezen naar het jaarverslag van de Gemeentelijke Woningdienst, aan welke dienst de behandeling van dergelijke aanvragen is opgedragen. b. de op de begroting 1953 beschikbaar gestelde credieten; de ten laste van deze credieten reeds verwerkte bedragen. Voorzover het verschil tussen het totaal-cijfer van de onder a en b vermelde credieten en het totaal van de bedragen sub c nog niet door langlopende leningen was gedekt, zou dit bedrag de primaire kapitaalbe hoefte der Gemeente aangeven. In de tweede plaats was een raming noodzakelijk van de in 1953 in uitvoering te nemen kapitaalswer- ken en de hiermede in dat jaar gemoeide bedragen. Tenslotte leek het gewenst hieraan een raming toe te voegen van de na 1953 voor al deze werken nog vereiste bedragen, alsmede van die der in de eerst komende jaren uit te voeren projecten. Een zodanig overzicht toch is onmisbaar ter be oordeling van de vragen: of de financiering van een dergelijk investerings programma redelijkerwijze uitvoerbaar wordt ge acht, zolang zich geen ernstige kapitaalschaarste als in de periode 1951/1952 opnieuw voordoet; of de uitvoering van een dergelijk program van openbare werken plaats kan vinden zonder een (plotselinge) uitbreiding van het technische en administratieve apparaat der Gemeentelijke dien sten en bedrijven; of de gevolgen van een uitgavenprogramma van de aangegeven omvang na het gereedkomen der werken voor de gewone dienst der begroting aan vaardbaar zijn. Aan het einde van het verslagjaar was het „Uit- voerings- en financieringsplan 1953 en volgende jaren” nagenoeg gereed. Tengevolge van een geringere animo tot het doen van investeringen in de particuliere sector is het niet mogelijk geweest om het voor 1951 aan de Gemeente toegewezen bouwvolumen (sector 80) ad 1.594.000, geheel te gebruiken. Bij de toewijzing van het voor 1952 bestemde volumen, groot 1.868.000,werd echter het saldo van 1951, zijnde een bedrag van 594.012,naar 1952 overgeboekt, zodat de Gemeente in totaal over een bouwvolumen van ƒ2.462.012,kon beschikken voor een aantal nauw keurig omschreven categorieën van bouwwerken, waaromtrent de Urgentie-Commissie wederom van ad vies diende. Zoals hierboven reeds werd gememoreerd, kwam met ingang van 1 Augustus 1952 een belangrijke verruiming in de bouwsector tot stand, tengevolge waarvan, met uitzondering van scholen, geen rijks- goedkeuringen meer vereist waren mits de totale bouwsom een bedrag van 100.000,niet over- Evenals voor het jaar 1951, heeft de Urgentie- commissie Openbare Werken ook voor 1952 een door die commissie samengesteld Uitvoeringsplan aan het College van Burgemeester en Wethouders aan geboden. Dit plan bevatte de werken, welke in het kader van het indertijd als algemene richtlijn aanvaarde werkplan 1949-1957 in 1952 reeds in uitvoering wa ren en in dat jaar vermoedelijk in uitvoering zouden komen; naar de mate der urgentie waren de in het plan opgenomen werken weder gerangschikt in de groepen A, B en C. Het uitvoeringsplan 1952 hield, wat de indeling en rubricering betreft, nog volledig rekening met het rijksbouwprogramma. Tot dusver waren de gemeen telijke investeringen van rijkswege immers door mid del van dit programma sterk beperkt. In de loop van 1951 was deze beperking der inves teringen door de werkzaamheid der „Investerings- commissie voor de lagere publiekrechtelijke lichamen” nog scherper toegepast. Toen echter in verband met de geleidelijke verbete ring van ’s lands economische toestand de noodzaak tot een stringente handhaving van dit bouwprogram ma verminderde en in Augustus voor een groot aantal bouwwerken de eis van de rijksgoedkeuring verviel, waren ook de dagen der Investeringscommissie geteld. Bij circulaire van 12 December 1952 deelde de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Colleges van Gedeputeerde Staten mede, dat de commissie haar werkzaamheden grotendeels zou staken. Ook al was tengevolge van de gunstige ontwikke ling op de kapitaalmarkt de moeilijkste periode met betrekking tot het aantrekken van kapitaal dus voor bij, toch achtte de Urgentie-Commissie het ter vermij ding van onverwachte nieuwe moeilijkheden gewenst het uitvoeringsplan 1953 thans een bredere basis te geven door het tegelijk tot financieringsplan te maken. Daartoe zou het plan allereerst een overzicht moeten geven van: a. de naar de begroting 1952 overgebrachte en op die begroting beschikbaar gestelde credieten; GEMEENTELIJKE DIENST VAN DE WEDEROPBOUW EN DE STADSONTWIKKELING Paragraaf 2. Andere bouwwerken. De Urgentie-Commissie voor de Niet- Gemeentelijke Bouwwerken. De Urgentie-Commissie Openbare Werken

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1952 | | pagina 303