I
B
I
33
II. DE KOSTEN VAN HET BUREAU.
Deze zijn in bijlage 111 opgenomen.
a.
c.
2
Sociale Voorziening.
De inwerkingtreding van de Werkloosheidswet met
ingang van 1 Juli had tot gevolg, dat velen van degenen,
die na die datum werkloos werden, zich niet in eerste
aanleg voor het ontvangen van uitkering bij werkloos
heid wendden tot het bureau.
Deze werklozen konden namelijk, indien zij verplicht
verzekerd waren tegen de geldelijke gevolgen van werk
loosheid, recht doen gelden op uitkering krachtens de
Werkloosheidswet en moesten zich daartoe in verbin
ding stellen met de daarvoor in aanmerking komende
bedrijfsvereniging.
De Sociale Voorziening, die zoals vermeld, in de
plaats van de Overbruggings- en Sociale-bijstandsrege
ling trad, onderscheidt twee groepen, nl.
Groep Awerkloze werknemers, die in beginsel niet on
der de Werkloosheidswet vallen (b.v. personeel werk
zaam in de huishouding, personen die een inkomen
hebben van meer dan 6.000,per jaar, bepaalde groe
pen grensgangers enz.).
III. VERSLAG VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN
HET ONDERDEEL WERKLOZENZORG
Overbruggings- en Sociale-bijstandsregeling.
De Overbruggingsregeling bedoelde het verlenen van
uitkering aan valide en bonafide werknemers, die on
vrijwillig en buiten hun schuld geheel of gedeeltelijk
werkloos waren geworden en in wier levensonderhoud
niet door opneming in een wachtgeldregeling was voor
zien; de Sociale-bijstandsregeling beoogde het verlenen
van uitkering aan werkloze werknemers alsmede de
zelfstandigen, groep A, die op grond van hun antece
denten, aanleg, karakter, vakbekwaamheid, leeftijd
enz. er niet gemakkelijk in konden slagen werk te vin
den zonder dat zij echter geacht konden worden geheel
uit het arbeidsproces te zijn uitgesloten (zg. moeilijk
plaatsbaren), voorzover zij niet als invalide of malafide
werknemers waren aan te merken en zij overigens aan
de gestelde voorwaarden voldeden. Zij had voorts ten
doel aan hen uitkering te verlenen in wier levensonder
houd niet door opneming in een wachtgeldregeling, de
Overbruggingsregeling of op andere wijze was voor
zien. Deze regelingen zijn vastgesteld door de Minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid; zij werden ver
vangen door de Regeling Sociale Voorziening, die op
30 Juni 1952 in werking trad. Slechts een enkele wijzi
ging van ondergeschikte betekenis werd in het verslag
jaar in de twee „oude” regelingen aangebracht.
Groep B: werkloze werknemers, die in beginsel wel on
der de Werkloosheidswet vallen, doch in feite krachtens
die wet niet of niet meer uitkering ontvangen. Tevens
worden geacht tot deze groep te behoren de zelfstandi
gen, vallende in groep A van de Sociaal-economische
hulpverleningsregeling voor zelfstandigen (zie blz. 9),
en de hier te lande achtergebleven gezinnen van emi
granten, die voor een rijksbijdrage in de passagekosten
in aanmerking komen.
De bepalingen geldende voor groep A sluiten aan bij
die van de Overbruggingsregeling.
De belangrijkste verschillen met laatstgenoemde re
geling zijn:
a. de uitkeringstermijn bedraagt thans 21 weken of 126
dagen (oud 13 weken);
b. het bedrag der algemene maxima is verhoogdƒ7,46
per dag voor kostwinners (oud 6,46) en 6,37 per
dag voor niet-kostwinners (oud 5,52);
De bepalingen geldende voor groep B sluiten aan bij
die van de Sociale-bijstandsregeling.
De belangrijkste verschillen met laatstgenoemde re
geling betreffen:
de hoogte der uitkeringsnormen
voor kostwinner 4- echtgenote27,60 per ge
zinslid ƒ4,02(oud 30,90 4- ƒ2,76 voor legezinslid;
ƒ3,06 voor 2e en 3e gezinslid en 4,02 van 4e gezins
lid af);
voor kostgangers en alleenwonenden 24,80 per
week (oud 22,35);
b. de berekeningswijze der uitkering voor de kostwin
ners, waarbij eenzelfde norm voor het gehele land is
aangehouden, terwijl de kostwinner de verschuldig
de huishuur, eventueel onderhoudskosten van eigen
huis, afzonderlijk vergoed krijgen;
de mogelijkheid van een uitkering van 10,per
week gedurende een tijdvak van maximaal 13 weken
per werkloosheidsperiode aan inwonende ongehuw
de kinderen en pleegkinderen, ouder dan 25 jaar, die
in het algemeen niet meer als gezinslid worden aan
gemerkt;
d. de opneming in de regeling van een bepaling inzake
toekenning van brandstoffenbijslag, bedragende
voor kostwinners en alleenwonenden f 3,60 en voor
kostgangers 1,80 per week; 1
e. de verschuldigde ziekenfondspremie, welke voor
taan alleen voor rekening van het Rijk en de werk
nemer komt;
de mogelijkheid van materiële bijzondere sociale
bijstand (zie blz. 4).
„Plaatselijke Commissie voor sociale bijstand.”
Deze commissie adviseerde het Gemeentebestuur om
trent gevallen over welker opneming of handhaving in
de regelingen twijfel was gerezen, dan wel omtrent het
al of niet toekennen van een nooduitkering ad 80%.
De commissie werd bij besluit van Burgemeester en
Wethouders dd. 24 Juni, No 301188 S. Z., opgeheven
en vervangen door de
VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING.
fe
De hulpverlening ingevolge de Overbruggings- en
Sociale-bijstandsregeling resp. de Sociale
Voorziening.