33 het hieronder vermelde overzicht moge totaal 1948 1949 1950 1951 1952 Bijlage XVIII geeft een overzicht van het aantal aan vragen en plaatsingen van nieuw personeel, gesplitst naar de verschillende takken van dienst. in behandeling genomen aanvragen 1416 1424 1328 1328 1612 Aangezien in de taak van deze commissie gedurende de verslagperiode geen veranderingen werden gebracht, moge voor de omschrijving hiervan naar het voor gaande jaarverslag worden verwezen. De samenstelling van deze commissie moest gedu rende 1952 verscheidene malen worden gewijzigd. Bij besluit van Burgemeester en Wethouders No 289522 I, afd. P.Z., van 21 Januari 1952 werd W. Brusse, secretaris-penningmeester van de afdeling ’s-Graven- hage van de Algemene Bond van Ambtenaren, wegens benoeming elders, met ingang van 1 Januari 1952 eervol ontheven van zijn lidmaatschap. In zijn plaats werd bij bovenvermeld besluit met ingang van dezelfde datum benoemd HBerends, voorzitter van de afdeling ’s-Gra- venhage van de Algemene Bond van Ambtenaren. Bij besluit van Burgemeester en Wethouders No 292460 I, afd. P.Z., van 28 Februari 1952, werd met ingang van 1 December 1951 P. G. Pattijn, bestuurslid van de Katholieke Bond van Overheidspersoneel, we gens benoeming elders, ontheven van zijn functie van plaatsvervangend lid. Ingaande die datum werd bij eer dergenoemd besluit in zijn plaats aangewezen P. Siep, bestuurslid van vermelde bond. De aandrang uit de Gemeenteraad voortgekomen bij de algemene beschouwingen inzake de begroting 1952 om door wijziging of uitbreiding van deze commissie een vrouw hierin zitting te doen hebben, heeft ertoe geleid, dat Burgemeester en Wethouders bij hun besluit van 10 Mei 1952, No 298561 I, afd. P. Z., de commissie van acht tot negen leden resp. plaatsvervangende leden hebben uitgebreid, waarvan tenminste één vrouwelijk lid en één vrouwelijk plaatsvervangend lid, al dan niet in dienst der gemeente ’s-Gravenhage werkzaam. In ver band met deze uitbreiding werd bij besluit van Burge meester en Wethouders No 298561 II, afd. P.Z., van 10 Mei 1952, met ingang van 10 Mei 1952 benoemd tot lid mej. R. L. van Voorthuijsen, adjunct-directrice van de Gemeenteziekenhuizen, en tot plaatsvervangend lid De Directeur van het Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg en Personeelsvoorziening, R. P. BAAS. In het verslagjaar kon in 1434 gevallen, zonder be handeling in de commissie, door de secretaris een zo genaamde verklaring van geen bezwaar worden afge geven. Voor 96 personen bleken een onderzoek en behandeling in een commissievergadering noodzakelijk. De commissie kwam hiertoe tienmaal bijeen. Zij be sloot 64 personen toelaatbaar te verklaren, terwijl in 32 gevallen aan Burgemeester en Wethouders advies tot afwijzing werd uitgebracht, met welke adviezen genoemd College zich verenigde, waarbij één persoon tijdelijk niet-toelaatbaar werd verklaard; 16 aanvragen konden wegens terugtrekking der sollicitanten of in middels verleend ontslag worden gedeponeerd. Op 31 December 1952 waren nog 101 aanvragen in behande ling- mej. J. M. Smelik, hoofdcommies bij het Gemeentelijk Bureau voor Beroepskeuze. Ten aanzien van de werkzaamheden van het secre tariaat van de commissie, hetwelk is ondergebracht bij het Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg en Per soneelsvoorziening, zij het volgende vermeld. In het rondschrijven van Burgemeester en Wethou ders van 16 April 1952, No 296552, afd. P.Z., werd bepaald dat in het vervolg ook voor losse werklieden, tenzij de indiensttreding geschiedt voor niet langer dan veertien dagen, een bewijs van toelaatbaarheid tot de gemeentedienst dient te worden aangevraagd. Een uit breiding van de werkzaamheden was hiervan het gevolg hetgeen uit blijken. VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING i 99 9, 99 99 99 11 Commissie Zedelijk Gedrag.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1952 | | pagina 467