35 2 Bedelarij. Niettegenstaande de sociale zorg in deze gemeente zodanig is, dat een ieder, die onderstand behoeft, in staat wordt gesteld een menswaardig bestaan te lei den, worden vooral in het centrum van onze stad bedelaars aangetroffen, die door het ten toon sprei den van hun lichamelijke gebreken op het senti ment van het publiek werken, waardoor dit wordt be wogen een aalmoes te verstrekken. Dit gaf de Dienst in het verslagjaar aanleiding andermaal een uitge breid onderzoek naar deze bedelarij in te stellen en zich af te vragen in hoeverre het mogelijk is tegen bedelaars zowel tegen degenen, die een vaste standplaats innemen als tegen hen, die langs de hui zen gaan maatregelen te treffen. Bij bedoeld onderzoek is komen vast te staan, dat deze lieden er niets voor voelen ondersteuning of ver- zorgings van overheidswege aan te vragen, omdat zij, mede door een volkomen misplaatste sentimentaliteit Logemen t bewoners. Zoals reeds in vorige verslagen werd medegedeeld, komen in een logement verblijf houdende mannen alleen dan voor ondersteuning van de Dienst in aan merking, indien het desbetreffende logement voldoet aan de bepalingen, die in nauwe samenwerking tussen de Politie, de Gemeentelijke Geneeskundige en Ge zondheidsdienst en de Dienst voor Sociale Belangen voor dergelijke verblijven werden vastgesteld. In de loop van het verslagjaar waren hier ter stede 4 loge menten, die goedgekeurd waren voor het onder brengen van ondersteunden. Bij een ingesteld onder zoek kwam evenwel vast te staan, dat in 3 dezer loge menten de voorschriften niet worden nageleefd. Slechts in één inrichting is de behandeling der bewoners goed, voldoen de hygiëne en het eten aan redelijk te stellen eisen en is het toezicht door de logementhoudster op het zich te buiten gaan aan hazardspelen afdoende, terwijl er geen alcoholische dranken worden verkocht. Bovendien bestaat er een goede samenwerking tussen de eigenaresse van het logement en de ambtenaren van de Dienst, waardoor bereikt wordt, dat er onder steunden zijn, die zich reclasseren, het bedelen wordt voorkomen en drankmisbruik wordt tegengegaan. Het was evenwel wegens ruimtegebruik niet moge lijk de 20 ondersteunden, die in andere logementen verblijven, in het hierboven bedoelde logement onder te brengen. Daarom besloot de Gemeenteraad op 5 Januari 1953 tot aankoop van een voor het beoogde doel ge schikt pand, dat aan de eigenares van meergenoemd logement, na het treffen van een aantal voorzieningen, zal worden verhuurd en dat zij daarna voor eigen rekening zal exploiteren. In plaats van aan 22 per sonen zal aldaar dan aan 45 lieden onderdak kunnen worden verschaft. Waren er op 1 Januari 1952 19 ondersteunden in een logement woonachtig, op 31 December van dat jaar was dit aantal tot 30 gestegen. III. STEUNVERLENING INGEVOLGE DE ARMENWET. Algemeen. Het resultaat van het in het vorig jaarverslag aan- gekondigde onderzoek naar de oorzaken van de ver lating van zoveel vrouwen door haar echtgenoot en naar het verdere verloop der omstandigheden in deze gezinnen werd in 1952 in een rapport vastgelegd. Voor dit rapport, dat op ruime schaal beschikbaar werd gesteld, bestaat, tot zelfs buiten Nederland, grote belangstelling. Als gevolg van een wijziging van de Noodwet Ouderdomsvoorziening wordt voortaan bij berekening van de uitkering krachtens deze Wet 100,van het eigen inkomen buiten beschouwing gelaten. De wets wijziging kan van invloed zijn op het steunbedrag, hetgeen evenwel eerst in 1953 tot uitdrukking zal komen. In het aantal ondersteunde ouden van dagen bracht deze wijziging vrijwel geen verandering. Aangezien de premies verschuldigd voor de vrij willige en aanvullende verzekering bij een ziekenfonds op 6 Januari 1952 opnieuw werden verhoogd en de Dienst voor de ondersteunden deze premies voor zijn rekening neemt, bracht dit een verhoging van uit gaven voor de Dienst voor Sociale Belangen mede. Valide ondersteunden. Ook in 1952 bleek het mogelijk het aantal valide ondersteunden, dat voor regelmatige ondersteuning in aanmerking kwam, laag te houden. Dikwijls kon met het toekennen van „noodvoorzieningen” gedurende enkele weken worden volstaan. Daaruit blijkt, dat de Dienst er nogal eens in slaagde betrokkenen (vaak tegen hun zin) aan het arbeidsproces te doen deel nemen. Door de toeneming van de werkloosheid werd het intussen steeds moeilijker deze minder-valide en minder-bonafiden aan het werk te krijgen. Voortdurende en intensieve straatcontróle is nodig, omdat telkens weer blijkt, dat de in deze groep onder steund wordende personen zich schuldig maken aan clandestiene handel, bedelarij of losse werkjes voor derden. Vooral het zogenaamde sleuren van asbakken schijnt een euvel te zijn, dat zeer moeilijk de kop in te drukken is. Wederom deden enkele groepen kleine zelfstandi gen, voornamelijk handelaren in bloemen en fruit en in afvalstoffen, alsmede glazenwassers, tijdens vorst of sneeuwval een beroep op de Dienst. Zij komen evenwel niet voor geldelijke steun in aanmerking, wanneer zij zich niet gewend hebben tot het Gemeen telijk Bureau voor Sociaal-Economische Hulpverlening aan Zelfstandigen. Eerst als zij bij dit Bureau voor hulp worden afgewezen, neemt de Dienst een aan vraag om steun in behandeling. Bij de aanvang van het le, 2e, 3e en 4e kwartaal 1952 waren respectievelijk 47, 80, 80 en 92 partijen bij de groep „valide ondersteunden” in vaste onder steuning opgenomen; op 31 December 1952 bedroeg dit aantal 71. VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1952 | | pagina 483