J 40n Leerkrachten naar bevoegdheden. De gegevens betreffende het aantal leerlingen voor de verschillende vakken op de handelsavondscholen ont breken over de beide verslagjaren. Daarentegen zijn over 1951 en 1952 gegevens bewerkt omtrent de her komst der tot deze inrichtingen toegelaten nieuwe leer lingen, terwijl voorts ook van deze scholen enige ge gevens betreffende de leerkrachten zijn gevraagd. Bij een vergelijking van het openbaar en het bijzonder onderwijs valt op, dat de leerkrachten bij dit laatste vaker een academische graad bezitten dan die op de openbare inrichtingen; M.O.-akten komen daarentegen bij het personeel der openbare scholen veelvuldiger voor. Een andere bevoegdheid gevend akte hebben in verhouding wat meer leerkrachten bij het bijzonder v.h.m.o. (handwerkakten, priesters). 2,- De leerkrachten blijken overwegend 31-50 jaar te zijn: ruim de helft van alle leerkrachten bevindt zich in deze leeftijdsgroepen. Ook de daaropvolgende groep van 51 tot 60 jaar is echter vrij sterk bezet, nl. met rond 28 pCt van alle leerkrachten. Hieruit volgt, dat rond 80 pCt tussen 31 en 60 jaar oud is. Jonger dan 31 jaar en ouder dan 60 jaar is elk 10 pCt der leerkrachten. Zowel bij de mannen als.de vrouwen afzonderlijk blijkt rond 80 pCt 31-60 jaar te zijn, waarbij echter op gemerkt dient, dat de vrouwen relatief wat sterker ver tegenwoordigd zijn in de groepen beneden 55 jaar, de mannen daarentegen sterker in de groepen boven 55 jaartot de laatste leeftijdsgroep behoort nl. 26 pCt der mannen tegen slechts 15 pCt der vrouwen. De vrouwen zijn dus over het geheel genomen wat jonger dan de mannen. Ten aanzien van de onderscheiding in openbaar en bijzonder onderwijs valt op te merken, dat bij het open baar onderwijs de leerkrachten gemiddeld wat ouder zijn dan bij het bijzonder. Immers in de groepen boven 50 jaar zijn de eersten sterker vertegenwoordigd dan de laatsten. Ten slotte is in 1951 een onderzoek ingesteld naar de bevoegdheden, waarmede de leerkrachten bij het dag- v.h.m.o. les geven. Hierbij is een onderscheiding ge maakt in: voltooide academische studie (Dr., Drs., Ir., Mr.), volledige M.O. akte (M.O.B. talen, K V Wis kunde etc.), niet voltooide academische studie (Candi- daat), niet volledige M.O. akte (M.O.A. talen, K I- Wiskunde etc,), andere akte, die wel bevoegdheid geeft (handwerkakte, diploma Conservatorium voor muziek, priester voor R.K. godsdienstonderwijs, etc.), andere geen gevoegdheid gevende akte (hoofdakte e.d.) en geen akte. Opgemerkt dient hierbij, dat een leerkracht, die zijn academische studie nog niet heeft voltooid of die een niet-volledige M.O. akte bezit, niet bevoegd is onderwijs te geven op gymnasia, lycea of h.b.s.-en. Wel is hij bevoegd op een middelbare school voor meisjes of een handelsdagschool. I -- - VERSLAG VOORTGEZET ONDERWIJS. Leerkrachten bij het v.h.m.o. M. M. Bevoegdheid. In Abs. Abs. Abs. Abs. 7 3,8 5 2,4 I 6 2,3 10 3,6 3,2 6 7,8 16 4,5 15 7 5,3 22 3,7 207100 265100 Totaal 58100 275 100 771100 352100 i 471 100 602 100 Handelsavondscholen. 9 Volt. acad. opleiding Volledige M.O. akte Niet-volt. acad. opl Niet-voll. M.O. akte Andere bevoegdh. gevende akte Andere geen bev. gevende akte Geen akte 93 101 3 3 1 1 In pCt. 0,5 0,5 0,4 0,4 6,2 1,8 1 2 0,3 0,6 5,1 2 3 4,2 1,7 0,4 0,6 60 54 1 9 2 3 In pCt. 0,3 0,5 1 1 33,8 1,3 2,6 45- 48,8 1,4 1,4 131 100 I I I De helft van alle leerkrachten blijkt een voltooide academische opleiding te hebben genoten, terwijl 40 pCt een volledige M.O.-akte bezit. De overigen hebben in de regel een andere akte, die hen tot bevoegde krachten maakt. Slechts 36 leerkrachten of 6 pCt van het totaal is als onbevoegd te beschouwen, omdat ze - lesgevend aan gymnasium, h.b.s. of lyceum - hun universitaire of middelbare studie nog niet voltooid hebben of omdat ze over een akte beschikken, die geen bevoegdheid verleent, resp. in het geheel geen akte be zitten. Voor mannen en vrouwen afzonderlijk lopen de verhoudingscijfers niet sterk uiteen. Het aantal mannen met een academische graad is relatief wat groter dan dat der vrouwende laatsten hebben daarentegen wat vaker een M.O.-akte. Dat in verhouding vrij veel vrou wen een onvolledige M.O.-akte bezitten houdt verband met het feit, dat deze voor leerkrachten op de middel bare scholen voor meisjes voldoende is. Totaal. V. 19 32,8 31 150: 54,6 90 32,7 17 5 42 54,5 26 1 2 192| 54,5 116 33,- 18 7 Abs. 45,8 41,2 0,8 6,9 In i PCt. 239’ 50,8 184 39,1 20 8 In pCt. 1 0,4 2) 0,7 299| 49,7 238 39,5 21 3,5 17 2,8 naar bevoegdheden. Openbaar onderwijs. V. T pCt. Abs- Abs. J" I pCt. In pCt. 112 42,2 53,4 132' 49,8 I 3 1,1 12,1 10 1,7 Bijzonder onderwijs. M. V. Abs. Abs. pCt. j j pCt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1952 | | pagina 588