Inleiding.
1
DIENST VOOR SCHONE KUNSTEN DER GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE.
VERSLAG OVER HET JAAR 1952.
Het Gemeentemuseum heeft zich in 1952 in een
sterk groeiende belangstelling mogen verheugen.
Het was een bijzonder grote eer, dat H.M. de Ko
ningin en H.K.H. Prinses Beatrix aan tentoonstellin
gen en verzamelingen enkele malen een bezoek
brachten.
Op 1 Januari 1953 nam de heer D. J. Balfoort,
adjunct-directeur en conservator van de Muziekhis
torische Afdeling, i.v.m. zijn pensionnering afscheid
van de Dienst. In de eerste daaropvolgende vergade
ring van de Commissie van Advies voor de Dienst
voor Schone Kunsten werd hem de Museumpenning
uitgereikt als blijk van waardering voor zijn grote
verdiensten jegens Museum en verzamelingen.
Het gebouw gaf ook in 1952 aanleiding tot ver
schillende klachten. Het is aan te nemen, dat het
ontploffen van een bom op enkele 10-tallen meters
afstand van de voorgevel van het gebouw en de lang
durige verwaarlozing in de oorlogsjaren het gebouw
in een slechtere toestand hebben gebracht dan zo op
het eerste gezicht is waar te nemen. Met de Dienst
der Gemeentewerken werden maatregelen besproken
om de ergste gebreken (waardoor de verzamelingen
in toenemende mate werden bedreigd) te verbeteren.
Zeer verheugend is, dat na een onderbreking van
10 jaar de „Mededelingen van de Dienst voor Schone
Kunsten” weer opnieuw konden verschijnen.
In dit verband past een woord van dank aan het
Gemeentebestuur, dat deze heruitgave toestond en
vooral aan het Bureau voor Statistiek en Voorlichting
van de gemeente 's-Gravenhage, door welks tegemoet
komende houding de uitgave in feite mogelijk werd.
In Maart werd het Nederlands Costuummuseum
met enige plechtigheid geopend. Dat deze belangrijke
uitbreiding der verzamelingen van de Gemeente nu
ook voor stad- en landgenoten te bezichtigen is, stemt
tot voldoening.
De belangstelling voor het museum uitte zich in een
groeiend bezoek aan verzamelingen en tentoonstellin
gen. Dit bleek vooral uit de groei van het aantal uit
gegeven jaarkaarten, dat steeg van 10 040 tot 12 531.
Degenen, die een jaarkaart voor het museum namen,
kunnen gerekend worden tot de werkelijk geïnteres
seerden, die meer keren in een jaar het Gemeente
museum bezoeken.
Een groot aantal schenkingen werd in het ver
slagjaar ontvangen. Het is ondoenlijk de namen van
alle schenkers hier te vermelden. Een uitzondering
moge gemaakt worden voor mevrouw B. Thorn Prik
kerCramer en de heren H. Cleyndert Azn, P. A.
Scheen en J. Postma, omdat door hun welwillendheid
onze verzameling een aantal werkelijke toppunten
rijker werden.
Het personeel was op 1 Januari 1953 als volgt
samengesteld:
Wetenschappelijk personeel: 1 directeur; 1 conser
vator, afdeling Moderne Kunst; 1 conservatrice, afde
ling Oude Kunstnijverheid; 1 conservator, Muziek
historische afdeling; 1 conservator, afdeling Haagse
Historie; 1 wetenschappelijk hoofdassistent (afdeling
Moderne Kunst); 2 wetenschappelijke assistenten C
(1 afdeling Moderne Kunst, 1 Muziekhistorische af
deling); 2 wetenschappelijke assistenten B (1 afdeling
Moderne Kunst, 1 afdeling Oude Kunstnijverheid);
1 wetenschappelijk assistente A (afdeling Moderne
Bijzondere dank is verschuldigd aan de hoofddirec
teur van het Rijksmuseum en het Bestuur van het
Koninklijk Oudheidkundig Genootschap voor het
langdurige bruikleen van de vrijwel volledige collec
tie muziekinstrumenten, welke zich in het Rijksmu
seum te Amsterdam bevond. Het behoeft niet gezegd
te worden, welk een grote aanwinst deze unieke col
lectie voor de afdeling Oude Muziekinstrumenten op
leverde. In een tentoonstelling werd deze collectie
voor het eerst aan het Haagse publiek gepresenteerd.
Van de heer A. E. B. J. Tergast te ’s-Gravenhage
werd een imposant bruikleen ontvangen, dat de Af
deling Moderne Kunst o.a. enkele van de fraaiste
werken door Nederlandse expressionisten geschilderd,
inbracht.
Een aantal tentoonstellingen bracht het werk van
enkele grote kunstenaars naar Den Haag, zeer naar
het genoegen van het Haagse publiek, zoals uit de be
zoekcijfers moge blijken. Zeer veel succes oogstte ook
de tentoonstelling „Vier Eeuwen Nederlands Zilver”,
waarop een groot aantal nimmer geëxposeerde zeer
belangrijke stukken uit binnen- en buitenland werd
bijeengebracht.
Vermelding verdient nog de tentoonstelling „De
Geschiedenis der Staten-Generaal”, een eerste poging
om in een tentoonstelling een stuk opvoeding tot
staatsburger te geven. Met deze tentoonstelling trad
de Paedagogische Afdeling van de Dienst voor het
eerst voor het voetlicht.
Tenslotte dient nog vermeld te worden, dat op het
einde van het verslagjaar de eerste wijktentoonstelling
in Den Haag gehouden werd en wel een tentoonstel
ling getiteld: „Den Haag, vroeger en nu” in de Moer-
wijk. Het ligt in de bedoeling om met deze wijkten-
toonstellingen door te gaan, omdat de uitgebreidheid
van het grondgebied van de Gemeente het velen be
zwaarlijk maakt om de verre en dikwijls omslachtige
reis naar het Gemeentemuseum te aanvaarden.
BIjLAGE 47
Personeel.
A. Gemeentemuseum.