11 3 (Zie de staten IV en V). De zuivere opbrengst van de hondenbelasting be droeg over de jaren 1952 en 1953 onderscheidenlijk 377.736,en 379.585,derhalve over 1953 1.849,meer dan over 1952. Deze cijfers kunnen nog wijzigingen ondergaan ten gevolge van nog op te leggen aanslagen, te verlenen ontheffingen op reclames en wegens oninbare posten. Voorts geeft deze staat een overzicht van de houders van honden, die aan de controlerende belastingambte- spraak op vrijstelling kan maken en de aanslag mitsdien terecht is opgelegd; Overwegende dat aan het vorenstaande niet afdoet het besluit van de Raad der Gemeente ’s-Gravenhage van 30 Juni 1952 volgens hetwelk de Stichting op vrij stelling van Vermakelijkhedenbelasting aanspraak kan maken; dat toch in de eerste plaats dat besluit betrekking heeft op het verzoek der Stichting, dat zij in de toekomst als instelling ten algemenen nutte werkzaam kan worden beschouwd, zodat dat besluit geen beslissing inhoudt ten aanzien van een in verband met een reeds gehouden bijeenkomst opgelegde aanslag; dat bovendien de Gemeenteraad de bevoegdheid mist om een oordeel uit te spreken over de toepassing van de onderwerpelijke Gemeenteverordering, zijnde dat oor deel door de Wet voorbehouden aan de administratieve rechter.” In staat III komen voor het aantal houders van hon den, ingedeeld naar hun inkomen, het aantal luxe, waak- en bedrijfshonden, alsmede de opbrengst der belasting over de jaren 1949 tot en met 1953. Het aantal honden bedroeg naren geen belastingbewijs konden tonen. Deze aan houdingen hebben geleid tot het opleggen van de vol gende aanslagen: 1950 1951 1952 1953 Uitspraak Raad van Beroep. M. was in de hondenbelasting aangeslagen voor de helft der belasting over het jaar 1951, omdat hij in September 1951 houder van een hond was geworden. De aangeslagene had tegen deze aanslag bezwaar, daar de vorige houder van de hond de volle belasting over 1951 reeds had voldaan. Op het bij de directeur der Gemeentebelastingen ingediende bezwaarschrift beschikte deze op 18 Juni 1952 afwijzend, aangezien de belastingverordening iede re houder van een hond belastingplichtig verklaart en deze verordening geen vrijstelling van belasting kent indien de belasting over een bepaald tijdvak reeds door de vorige houder van de hond is betaald. Belanghebbende ging in beroep bij de Raad van Be roep voor de directe belastingen te ’s-Gravenhage. Deze verklaarde bij zijn uitspraak van 16 October 1953 de grief van reclamant ongegrond en bekrachtigde de be streden beschikking van de directeur der Gemeente belastingen. Staat IV geeft een vergelijkend overzicht van het aan tal aangeslagen percelen, de opbrengst der kohieren en de zuivere opbrengst na aftrek van ontheffing na re- clame en van de oninbare posten, over de jaren 1944 tot en met 1953. Het aantal belastbare percelen steeg van 75 113 in 1952 tot 76 511 in 1953, derhalve met 1 398. Voor de heffing van deze belasting geldt de Verorde ning no. 30 van 1922, laatstelijk gewijzigd bij Raads besluit van 19 November 1951. Jaarlijks vóór 1 November bepaalt de Gemeenteraad met welk verhoudingscijfer het in artikel 6 der verorde ning opgenomen tarief voor het komende belastingjaar zal worden vermenigvuldigd. Indien vóór dit tijdstip geen besluit is genomen, geldt het verhoudingscijfer van het lopende belastingjaar. Van 1941 af geldt het verhoudingscijfer 2% (Zie staat III.) Deze belasting is geregeld in de Verordening no. 33 van 1950, gewijzigd bij Raadsbesluiten van 24 Novem ber 1952 en 23 Maart 1953. Van 1 Januari 1947 af wordt geheven: voor de eerste luxe hond 25, voor elke waakhond20, voor elke bedrijfshond8, voor elke kennel150,maximaal. De belasting bedraagt voor de tweede luxe hond van dezelfde houder 50,— en voor iedere verdere hond van dezelfde houder telkens ƒ25,— meer dan voor de vorige hond verschuldigd is. Gedeeltelijke ontheffing wordt verleend bij een in komen van minder dan 3.000, Verder vermeldt de staat het aantal honden, dat als gevonden aan de politie werd afgegeven en ten slotte de aantallen honden, welke kosteloos of tegen vergoeding in het dierenasyl werden afgemaakt. in 1949 voor 4 509 honden; 2 157 3 138 2 874 2 291 VERSLAG VAN DE GEMEENTEBELASTINGEN. 9» 99 99 99 Totaal. Luxe honden. Straatbelasting. 21 863 21 271 21 382 21 314 20 771 Waak- honden. 352 340 318 325 286 Bedrijfs honden. 31 31 35 36 37 22 246 21 642 21 735 21 675 21 094 Hondenbelasting. in 1949 1950 1951 1952 1953

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1953 | | pagina 116