1
19
In uitzicht was de vorming van een 10e groep eind
1953begin 1954.
Er werden stappen gedaan om tot een splitsing van
de school in twee scholen te komen. Het bleef even
wel bij voorbereidend werk in 1953.
Aan het candidatenonderzoek voor de school
werkte wederom zoals wettelijk is voorgeschre
ven de psychologe mede.
Openbare scholen voor moeilijk opvoedbare
kinderen.
1
Met ingang van 1 Augustus 1953 werd de bestaan
de school in een afzonderlijke school voor jongens
en meisjes gesplitst; het filiaal voor meisjes aan het
Prins Willemplein 5 werd in een zelfstandige school
omgezet.
Het candidatenonderzoek voor beide scholen om
vatte 60 (v.j. 54) leerlingen, van wie er 44 (v.j. 45)
wèl en 16 (v.j. 9) niet werden toegelaten.
Van de 44 toegelaten leerlingen moesten 3 jongens
(v.j. 13 leerlingen) op een wachtlijst worden geplaatst;
41 (v.j. 44) leerlingen werden wèl geplaatst.
Aan het einde van het verslagjaar bestond bij de
Dienst nog steeds de mening, dat splitsing van de te
grote en overbezette jongensschool noodzakelijk is.
School voor slechthorenden en spraakgebrekkigen.
Voor onderzoek kwamen in 1953 71 kinderen.
Hiervan waren er 50 slechthorend en 21 spraakge-
brekkig.
Voor 47 van deze kinderen werd plaatsing op de
school voor slechthorenden en spraakgebrekkigen
geadviseerd.
Op 1 Januari 1953 bedroeg het aantal leerlingen
160, waarvan 95 jongens en 65 meisjes. Ingeschreven
werden gedurende het verslagjaar 45 kinderen, waar
van 33 slechthorend, 4 met gespleten gehemelte en 8
hoorstom, spraakgebrekkigen dus.
Tot de kleuterklasse behoorden 20 kinderen.
In de loop van het jaar verlieten 35 leerlingen (20
slechthorend, 15 spraakgebrekkig) de school.
Op 31 December 1953 waren 170 leerlingen in
geschreven (102 jongens, 68 meisjes).
De gezondheidstoestand van de kinderen was be
vredigend.
Het aantal consulten van oorarts en zuster be
droeg 7 314.
In twee nieuwe klassen werd een moderne appa
ratuur aangebracht voor de slechthorende kinderen.
De goede uitkomsten van de huishoudopleiding
voor debiele meisjes werden ook in 1953 weer ver
kregen; onverminderd blijft er evenwel reden tot
bezorgdheid omtrent het ambachtsschoolonderwijs
voor debiele jongens.
Voor het lichamelijk onderzoek (hoofdzakelijk
zwemkeuringen, aanvragen voor uitzending, pirquet-
teren) van de leerlingen der verschillende scholen
voor buitengewoon onderwijs stelden zich bij toer
beurt enige schoolartsen van de gewone schoolartsen
dienst beschikbaar.
In December 1953 werd één schoolarts voor halve
dagen vrijgemaakt om zich geheel aan het lichamelijk
onderzoek van de b.l.o.-leerlingen te kunnen wijden.
Een andere gewone schoolarts werd voor halve
dagen vrijgemaakt om het candidatenonderzoek op
de scholen voor debielen en imbecielen te verrichten.
Deze maatregelen moeten echter als noodmaat
regelen worden beschouwd. Tot een bevredigende
werkwijze zal men eerst kunnen komen wanneer het
gehele medische werk weer in handen is van een
schoolarts-psychiater.
Voor uitzending naar buiten hebben de school
artsen in het verslagjaar 2 478 kinderen aanbevolen.
Bovendien werd door de uitzendende verenigingen
voor 239 kinderen keuring door de schoolartsen voor
uitzending aangevraagd en werd voor 233 kinderen,
die door de geneeskundigen van de consultatiebureaux
voor zuigelingen en kleuters aanbevolen waren voor
uitzending in dagverpleging door de vereniging „Naar
het Strand” fiat aangevraagd. Onderscheidenlijk in
154 en 233 gevallen werd gunstig advies gegeven.
Verlenging van fiat, omdat geen uitzending plaats
vond binnen de vier maanden gedurende welke het
fiat geldig is, werd 201 maal aangevraagd. In 193
gevallen werd de verlenging goedgekeurd.
Wijziging van fiat voor gezinsuitzending in fiat voor
kolonie-uitzending werd 1 maal gevraagd en ook ver
leend, terwijl wijziging van fiat voor kolonie-uitzen
ding in fiat voor gezinsuitzending eveneens 1 maal
aangevraagd en verleend werd.
Fiat voor uitzending voor een langere termijn dan
7 weken werd in 1 197 gevallen aangevraagd en ook
verleend.
Voor bijzonderheden omtrent de uitzendende ver
enigingen en de uitgezonden kinderen wordt verwezen
naar het Verslag van de toestand der gemeente
’s-Gravenhage.
Algemene opmerkingen aangaande scholen voor
buitengewoon onderwijs. (Met uitzondering van de
buitenscholen).
In verband met het ontbreken van de hulp
van een tweede schoolarts gedurende bijna het gehele
verslagjaar kon het systematisch onderzoek aan de
onderscheiden b.l.o.-scholen slechts op zeer beperkte
schaal plaats hebben.
De schooltandverzorging werd in 1953 uitgeoefend
in 11 centra, aan elk waarvan een tandarts en een
helpster verbonden waren.
Aangesloten waren:
88 scholen voor openbaar lager onderwijs, 11
scholen voor openbaar buitengewoon lager onderwijs,
VERSLAG VAN DE GEM. GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST.
SCHOOLTANDVERZORGING.
j
Uitzending van kinderen naar buiten.
13