23 saldo voor 1953 2 008 won. i GEMEENTELIJKE DIENST VAN DE WEDEROPBOUW EN DE STADSONTWIKKELING. VERSLAG OVER HET JAAR 1953. Met ingang van 1 Augustus 1952 is, zoals in het vorige jaarverslag reeds is vermeld, de rijksgoedkeuring voor de woningbouw vervallen. In verband hiermede is ook bij de in dit verslag gegeven beschouwingen en cijfers uitgegaan van de geaccepteerde financierings- aanvragen. totaal gebruikt in 1951 en 1952 I. AFDELING ALGEMENE ZAKEN. Tengevolge van de naderende algehele voltooiing van het zogenaamde werkgedeelte van het nieuwe stadhuis kon de Gemeentelijke Dienst van de Wederopbouw en de Stadsontwikkeling reeds in de aanvang van het ver slagjaar de nieuwe behuizing betrekken; enkele maan den later volgden de Dienst voor het Gemeentelijk Grondbedrijf, de Gemeentelijke Woningdienst en de Stichting „Centraal Woningbeheer”. In verband daar mede werden met ingang van 1 Mei 1953 de archief- en type-afdelingen dezer diensten samengevoegd en onder leiding geplaatst van de hoofddirecteur van de Gemeen telijke Dienst van de Wederopbouw en de Stadsont wikkeling. Ook de bibliotheek werd in de concentratie betrok ken en onder deze Dienst gebrachteen en ander had de overplaatsing van 23 ambtenaren, bij een der andere diensten werkzaam, naar deze Dienst tengevolge. De woningnood bleef ook in 1953 voor het gemeente bestuur een der grootste problemen vormen. Ter wille van de continuïteit in de op elkander vol gende jaarverslagen is de indeling van dit verslag weder om dezelfde als die van de verslagen over de jaren 1950, 1951 en 1952. 8 464 won. Het voor 1953 beschikbare contingent en de op grond hiervan geaccepteerde financieringsaanvragen. Eind 1950 werd van rijkswege de methode van een zogenaamd driejaarlijks richtcontingent voor de pro vincies ingevoerd, welk contingent van provinciewege over de gemeenten werd verdeeld. Het resultaat was, dat voor 1951, 1952 en 1953 aan Den Haag werden toe gewezen 7 613 woningen (dus per jaar 2 538). Deze toe wijzing was, zoals reeds in het jaarverslag over 1951 is medegedeeld, exclusief de bouw van woningen in de zogenaamde vrije sector en van zogenaamde herbouw- woningen, terwijl voorts een aantal extra contingenten voor bijzondere doeleinden werd toegewezen. In het verslag over 1952 werd reeds medegedeeld, dat in de jaren 1951 en 1952 het naar evenredigheid van deze jaren beschikbare contingent met circa 600 wo ningen werd overschreden, hetgeen op het voor 1953 beschikbare restant-contingent van ongunstige invloed moest zijn. Dit aantal steeg alleen nog met de in de sectoren „vrije bouw” en „herbouw” te bouwen woningen. Toe wijzing van een extra-contingent vond in 1953 niet plaats. De activiteit in de vrije sector was in het verslagjaar uiterst gering, daar slechts met de bouw van 16 wo ningen werd begonnen. Zoals ook in het jaarverslag van de Dienst voor het Gemeentelijk Grondbedrijf is vermeld, was de activiteit in de herbouw-sedor groter dan in de afgelopen jaren. De belangrijkste oorzaken hiervan waren: de weder opengestelde mogelijkheid tot overdracht van de be- stedingsplicht, de verhoging van de inhoud van de wo ningen tot maximaal 500 m3 en de mogelijkheid van herbouwfinanciering van „appartementen” in de zin van de wet betreffende de splitsing van de eigendom in appartementen. Zodoende bedroeg het aantal woningen, waarvoor financiering werd verleend, 507 (dit is het netto-cijfer dat wegens louter administratieve reden afwijkt van het door de Dienst voor het Gemeentelijk Grondbedrijf in zijn verslag gegeven bruto-cijfer). Aangezien het contingent een weinig overschreden werd, bedroeg het totaal aantal woningen, waarvoor de financiering werd goedgekeurd, vermeerderd met een klein aantal zogenaamde vrije woningen, 2 561 (2 038 507 16). Dit aantal steekt wel sterk af tegen het vergelijkbare aantal voor 1952 van 4 646 woningen, waarvan 4 197 ten laste van het contingent en 449 daar buiten. Dit zeer onbevredigende resultaat is uitsluitend het gevolg geweest van het te lage driejaarscontingent, dat voor 1951 tot en met 1953 aan de Gemeente is toege wezen, alsmede van het verlenen van onvoldoende extra-contingenten. In schijnbare tegenstelling tot dit beeld staat het feit, dat desondanks blijkens de hieronder bij B. opgenomen staat niet minder dan 3 942 woningen in uitvoering zijn genomen; wellicht zou men daaruit de conclusie willen trekken, dat de practijk nogal meegevallen is. De ver klaring van dit verschil is echter tweeledig: enerzijds kon in 1953 met de bouw van een groot aantal wo ningen worden begonnen waarvan de goedkeuring reeds op 1 Januari was verleendanderzijds was in ver band met de op 1 Januari 1954 ingaande algemene Het contingent voor 1953 bedroeg dan ook slechts 2 008 woningen als resultante van de volgende gegevens: richtcontingent 1951/1953 7 613 won. extra contingenten voor 1951 en 1952 851 BIJLAGE A. GEACCEPTEERDE FINANCIERINGSAANVRAGEN. 1. Paragraaf 1. Woningbouw. 6 456

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1953 | | pagina 281