i 24 1 GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF. VERSLAG OVER HET JAAR 1953. HOOFDSTUK I. ALGEMEEN. Daarbij vallen ook te vermelden de bemoeiingen mat de exploitatie van de terreinen in het door de gemeen ten Rijswijk en ’s-Gravenhage bij besluit van 1 Juni 1953 in het leven geroepen industrieschap „de Plaspoel- polder”, waarvan het mede-directeurschap werd opge dragen aan de directeur van deze Dienst en waarvan aan het einde van dit verslagjaar de voorbereidingen ter hand werden genomen. Overigens waren er bemoeiingen met tal van bijzon dere met grondtransacties samenhangende aangelegen heden waaronder financiering van door particulieren te stichten industriegebouwen, garantieverlening door de Gemeente van leningen voor middenstandswoning- bouw, terwijl ook allerlei nieuwe stedebouwkundige in zichten, zoals bijvoorbeeld gemeenschappelijke tuinen, strokenbouw en de drang naar hogere gebouwen, in toenemende mate problemen opleverden. In het bijzonder kunnen ook nog worden genoemd de gevolgen van de wet op de splitsing in apparte menten. De meer omvangrijke bemoeiingen van de Dienst kwamen eveneens tot uitdrukking in de toeneming van het totale aantal verzonden en ingekomen geregis treerde poststukken met 8 In de hiernavolgende hoofdstukken wordt nader verslag gedaan van de werkzaamheden ter uitvoering van de aan de Dienst opgedragen taken en van de resultaten daarvan. Organisatie. Door de nieuwe huisvesting kon uitvoering worden gegeven aan het beginselbesluit van Burgemeester en Wethouders van 26 Juli 1950, tengevolge waarvan sa menvoeging plaats vond van de archieven en de type kamers van de Gemeentelijke Dienst van de Wederop bouw en de Stadsontwikkeling, de Gemeentelijke Wo- ningdienst, de Stichting „Centraal Woningbeheer” en de Dienst voor het Gemeentelijk Grondbedrijf tot één centrale afdeling, welke afdeling met de centrale biblio theek onder beheer kwam van eerstgenoemde Dienst. Verhuizing naar het nieuwe stadhuis. In het kader van het „algemeen schema” vond ver huizing van de Dienst naar het nieuwe stadhuis (Burg. De Monchyplein 12) plaats op 6 Mei 1953. De kantoren werden voor het publiek gesloten van 5 tot en met 9 Mei 1953. Dank zij de vlotte werkwijze en bekwame leiding van Gemeentewerken bij de verhuizing, konden de normale werkzaamheden, eerder dan verwacht werd, voortgang vinden. Beheer. De dienst voor het Gemeentelijk Grondbedrijf werd beheerd door Burgemeester en Wethouders, bijgestaan door de Commissie voor de Plaatselijke Werken en Eigendommen. De samenstelling van deze commissie werd in de Raadsvergadering van 7 September 1953 als volgt be paald: de heren Jhr Mr J. M. M. van Asch van Wijck, A. J. van Hagen, G. W. Hijlkema, K. J. Nieukerke, Dr Mr J. A. M. van Staay en H. Swart, leden; voorzitter was de Wethouder van de Wederopbouw, de heer Ir L. J. M. Feber. Personeel. In de loop van het jaar vonden de volgende belang rijke personeelsmutaties plaats. Zoals in ander verband bereids werd medegedeeld, gingen per 1 Mei 1953, de onderafdelingen archief, bibliotheek en typekamer, welke tot die datum ressor teerden onder de afdeling secretariaat van de Dienst voor het Gemeentelijk Grondbedrijf, over naar de Ge meentelijke Dienst van de Wederopbouw en de Stads ontwikkeling. Bij deze overgang waren 16 vaste en 7 tijdelijke ambtenaren betrokken. Met ingang van 1 Augustus werd, in de plaats van de heer Th. M. Gundlach, die met de persoonlijke titel van hoofdadministrateur, als adviseur van de Dienst werd aangewezen, tot administrateur bij de Dienst voor het Gemeentelijk Grondbedrijf benoemd de heer M. de Bruyn. Het personeel van de Dienst bestond op 31 Decem ber 1953 uit 62 vaste, 16 tijdelijke en 5 ambtenaren op arbeidsovereenkomst; bovendien was 1 ambtenaar bij de Dienst werkzaam, gedetacheerd vanwege het Ge meentelijk Gasbedrijf; totaal derhalve 84 ambtenaren. Het werkliedenpersoneel omvatte 16 vaste en 1 tijde lijke, totaal 17 werklieden. Bemoeiingen van de Dienst. De zich in stijgende lijn bevindende ontwikkeling op velerlei gebied drukte in het verslagjaar in toenemende mate een stempel op de in omvang belangrijk toege nomen bemoeiingen van de Dienst. In het bijzonder gold dit voor de exploitatie van de beschikbare bouw terreinen. Behalve naar terreinen voor woningbouw met daar mede samenhangende voorzieningen op geestelijk, sociaal en cultureel gebied, zoals kerken, scholen, wijk- gebouwen, bioscopen, sport- en speelgelegenheden was er vooral ook een sterk stijgende vraag naar terreinen voor het bedrijfsleven i.c. voor kantoren, in dustrieën en opslagplaatsen. BIJLAGE

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1953 | | pagina 304