38 5 De commissie vergaderde in het verslagjaar 13 maal; zij behandelde in deze vergaderingen 37 nieuwe voor stellen voor objecten. In 20 gevallen kon zij een gunstig advies aan het College van Burgemeester en Wethou ders uitbrengen; 7 voorstellen hadden geen positief resultaat en 10 waren er aan het eind van 1953 nog in behandeling. Voorts passeerde de commissie een groot aantal voorstellen voor verlenging van bestaande ob jecten. Een deel van haar werkzaamheden delegeerde de commissie, in verband met de daaraan verbonden hoe veelheid werk en de vereiste specialisatie, aan twee subcommissies, n.l. de subcommissie beoordeling te- werkgestelden op het proefobject „De Mussen” en de subcommissie voor de rehabilitatie. Eerstgenoemde subcommissie behandelde onder andere de bestendiging der afzonderlijke tewerkstellingen op het object „De Mussen”, de plaatsingskansen in het vrije bedrijf, de resultaten van de tewerkstelling en de nazorg. In de subcommissie voor de rehabilitatie vormde regelmatig een onderwerp van bespreking de vraag of arbeiders, die vóór hun tewerkstelling geen uitkering krachtens de Sociale Voorziening genoten (zoals arm lastigen) na afloop konden worden gelijkgesteld met de werklozen, afkomstig uit de Sociale Voorziening. van dat bedrijf (plv. C. J. Veldhuyzen); D. C. van Borselen, contactambtenaar voor sociale bijstand bij het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid (plv. J. P. van den Dop); F. M. Steinmetz, directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau te ’s-Gravenhage (plv. A. A. Nicolai); A. J. van Hagen, vertegenwoor diger van het Nederlands Verbond van Vakvereni gingen (plv. H. J. Jurgens); M. J. Rotteveel, vertegen woordiger van de Katholieke Arbeidersbeweging (plv. F. van der Ham); J. H. Krooshof, vertegenwoordiger van het Christelijk Nationaal Vakverbond (plv. M. D. Stafleu). Secretaris: A. Kruikemeier, ambtenaar bijhet Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg en Perso neelsvoorziening (plv. P. van den Abeelen). Contact werkleiding, bureau en tewerkgestelden. Enige sociale werksters en werkers onderhielden het contact tussen het bureau, de werkleiding, die veelal bij een andere gemeentedienst berust, en de tewerk gestelden. Hun taak bestond o.a. uit het in behandeling nemen van klachten van persoonlijke aard van de tewerk gestelden, het afleggen van huisbezoeken, het onder zoek naar de noodzakelijkheid van verstrekking van werkkleding en -schoeisel, het geven van advies bij financiële en gezinsmoeilijkheden, het bezoeken van de arbeiders op de objecten en het opstellen van be oordelingsrapporten aan de hand van gegevens, ver strekt door de werkleiding. Ook in het verslagjaar is gebleken dat deze vorm van sociale zorg in belangrijke mate bijdroeg tot het slagen van de tewerkstelling en de bevordering van de arbeids- vrede. Commissie gemeentelijke sociale werkvoorziening. De commissie, die het Gemeentebestuur adviseert bij de uitvoering van de regeling, was op 31 December 1953 als volgt samengesteld: iid-voorzitter: R. P. Baas (plv. M. W. van Daalen); eden: Ir H. G. A. Bakhoven, hoofdingenieur bij Ge- neentewerken, vertegenwoordiger van dat bedrijf (plv. r W. K. Seyn); I. Rijnveld, adjunct-directeur van de iemeenteplantsoenen, vertegenwoordiger van dat ’edrijf (plv. J. A. Quint); Ir F. van der Sluys, hoofd- igenieur-afdelingschef bij de Gemeentelijke Dienst an de Wederopbouw en de Stadsontwikkeling, ver- :genwoordiger van die dienst (plv. Ir J. E. Willemsen), litbreiding ingaande 15 Juli 1953, bij besluit van urgemeester en Wethouders d.d. 15 Juli 1953 No. 31402 afd. SZ); J. Das, technisch hoofdambtenaar B i i het Gemeentelijk Grondbedrijf, vertegenwoordiger Reeds bij de invoering der vernieuwde regeling in 952 besloot de Commissie gemeentelijke sociale werk- oorziening het bepaalde ten aanzien van de groepen A en B aldus te interpreteren, dat op de voorgrond zou staan een onderscheiding tussen A- en B-objecten. Tot de eerstgenoemde categorie worden daarbij ge rekend objecten waar de tewerkgestelden zwaar werk, of werk dat meer geschooldheid en geoefendheid vereist verrichten; B-objecten omvatten licht werk en, bijvoor beeld, eenvoudig grondwerk. Deze splitsing der objec ten naar de aard van de te verrichten arbeid en de daaruit voortvloeiende analoge onderscheiding van de tewerk gestelden heeft in de practijk zeer goed voldaan. Zo is o.a. bij het geschetste systeem een zekere gradatie inogelijk in het rehabilitatieproces der tewerkgestelden. Het beloningssysteem kent tijd- en tarief loon. Wan neer op tijdloon wordt gewerkt bedraagt de beloning per uur voor groep A 0.90 en voor groep B 0.86. Voor groep A kan het uurloon worden verhoogd met maximaal 0.05 indien bijzondere geoefendheid of verantwoordelijkheid is vereist; op het uurloon van groep B is een toeslag van 0.03 mogelijk indien de handarbeider zijn werkzaamheden met bijzondere toe wijding verricht. Voor werk in tariefloon bedraagt de basisbeloning per uur voor groep A f 0.82 en voor groep B 0.78. De tarieven worden zodanig vastge steld dat de handarbeider bij een normale prestatie 10 boven het basis-uurloon ontvangt; ten hoogste kan 20% boven het basis-uurloon worden verdiend. De regeling, waarvan de voornaamste punten te vinden zijn in het verslag over 1952, onderging in 1953 enige wijzigingen, waarvan de belangrijkste waren die van 2 Januari en van 23 April. De circulaire van 2 Januari 1953, No 14942 afd. SB en CA, handelde over de mogelijkheid om geschoolde arbeiders te plaat sen, waarbij hun beloning zou mogen afwijken van de in de regeling genoemde. Het rondschrijven van 23 April 1953, No 3143 afd. SB en CA, bevatte een spe ciale regeling van het subsidie in de kosten van lonen en sociale lasten van die objecten, die kunnen worden beschouwd als een „werkplaats” in de zin der regeling. VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1953 | | pagina 484