39 1 is 15 Ten behoeve van de Raad van Arbeid werden in to taal 14 000 rapporten uitgebracht. Hierin zijn be grepen 2 700 gevallen, die een aanvraag om toeken ning van een uitkering ingevolge de Noodwet Ouder domsvoorziening hadden ingediend, terwijl de overige betrekking hadden op periodieke onderzoeken naar de financiële omstandigheden ten aanzien van degenen, die reeds uitkering genoten. De van Rijkswege hiervoor over het jaar 1953 toege kende vergoeding bedraagt ƒ25.528,in totaal. In 1953 werden 1 555 (1 432) verzoekschriften opge steld voor verhaal van gemaakte kosten van armenver zorging, te weten 955 (866) requesten voor verhaal van geldelijke ondersteuning, 152 (139) terzake van zieken huiskosten, 356 (338) betreffende kosten van verzorging en 92 (89) in verband met verleende gezinsverzorging. Doordat enige werkgevers weigerden gevolg te geven aan een verzoek om inhouding toe te passen op het door hen uit te betalen loon, zulks ingevolge een tegen een werknemer-onderhoudsplichtige verkregen beschik king van de Kantonrechter op grond van artikel 68, lid 4, der Armenwet, was de Dienst genoodzaakt in 10 (12) gevallen een rechterlijke beslissing tegen deze werk gevers te vragen. In 19 (11) gevallen ging het Bestuur Met betrekking tot de invordering van opgelegde bij dragen of terugvordering van door de Dienst gedane uitgaven, wordt verwezen naar bijlage 12. Als gevolg van de voortgezette bevordering van het betalen per giro werden in 1953 slechts 107 000 kwi tanties vervaardigd, d.w.z. bijna 50 000 minder dan in 1952. Van deze kwitanties werden er 102 500 geïnd (ruim 96 pCt.) tot een bedrag van 306.000, scheidenlijk ontvangen rond 39.117,91.148,en 102.258,—. Vanzelfsprekend vereisen de personen, die door hu welijksmoeilijkheden het gezin verlieten en dikwijls aanvankelijk niet veel bereidheid tonen tot het nako men van hun verplichtingen jegens hun gezin, grote aandacht. Ondanks alle moeite om tot overeenstem ming te geraken, wordt de Dienst nog wel eens genood zaakt beslag te leggen op loon of andere periodieke in komsten. Met de Voogdijraad en de Commissie inzake Onder houdsplicht van de Sociale Raad bestaat uiteraard over deze aangelegenheid veel contact. Met laatstgenoemde Commissie wordt bovendien overleg gepleegd, indien blijkt, dat de financiële om standigheden van bepaalde onderhoudsplichtigen van dusdanige aard zijn, dat zij naar het oordeel van de Dienst hun armlastige verwanten gezamenlijk ruimer kunnen bedenken dan waartoe de Dienst voor Sociale Belangen bij machte is. (De Armenwet laat immers ver haal toe tot de in totaal verstrekte ondersteuning.) Geeft de ondersteunde de wens te kennen, dat op het uitlokken van een beslissing van de Arrondissements- Rechtbank geen prijs wordt gesteld, dan wordt geen beroep op meergenoemde Commissie gedaan en de on dersteuning op de oude voet voortgezet, met als gevolg, dat de onderhoudsplichtigen in feite beneden hun draagkracht blijven bijdragen. Met de afdeling „Bevolking, Verkiezingen en Bur gerlijke Stand” der Gemeentesecretarie wordt contact opgenomen, wanneer zulks met het oog op de uitvoe ring der gemeenschappelijke verhaalstabellen nodig blijkt. gezinnen opgenomen. Het Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting heeft aan 34 (25) gezinnen een woning bezorgd, de Stichting Centraal Woningbeheer aan 12 (7) gezinnen, terwijl 6 (2) gezinnen met toestemming van het Bureau voor de Huisvesting zelf woonruimte zochten en verkregen. Sedert October 1953 staat een verzorgster van een der Gemeentelijke Verzorgingshuizen gedurende halve dagen de in het Noodtehuis verblijvende vrouwen en kinderen met raad en daad bij. i VI. VERHAAL INGEVOLGE DE ARMENWET. Verhaal. Evenals in het vorige jaar is ook in 1953 gezocht naar mogelijkheden tot beperking van de aan het verhaal verbonden kosten. Zoals in het vorige verslag reeds werd medegedeeld, werd een aanvang gemaakt met een nieuwe werkwijze, waarbij de onderhoudsplichtige ver wanten van in verzorging opgenomen personen ten kantore van de Dienst werden opgeroepen. Aan de hand van de, in de oproeping vermelde, medegebrachte bescheiden werd dan zo mogelijk in aanwezigheid van de betrokkene een bijdrage vastgesteld. Gebleken is, dat, naast beperking der kosten van het eerste onderzoek, tevens wordt bereikt, dat er in min dere mate dan voorheen tegen een gevraagde bijdrage bezwaar wordt gemaakt, waardoor een tweede onder zoek naar de financiële omstandigheden kan worden vermeden. Dat men ten kantore van de Dienst tot overeenstem ming komt ten aanzien van de grootte van de bijdrage (welke bijdrage nadien schriftelijk wordt medegedeeld) stellen de betrokken onderhoudsplichtigen blijkbaar meer op prijs dan de voorheen gevolgde gedragslijn, getuige het feit, dat men regelmatig betaalt en alleen bij gezinsverandering of vermindering van inkomsten re clameert. Veel aandacht werd besteed aan de vaststelling en invordering van bijdragen in de kosten van ondersteu ning van de zijde van de echtgenoot en vader, die zijn gezin heeft verlaten. Ook van de mogelijkheid, dat de vader voor zijn in ondersteuning zijnde kinderen kin derbijslag vraagt, om deze vervolgens aan de Dienst af te staan, werd gebruik gemaakt. Sedert 1951, toen de Kinderbijslagwet deze vorm van verhaal mogelijk maakte, is uit dien hoofde onder- H VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN Onderzoeken krachtens de Noodwet Ouderdoms voorziening. Juridische aangelegenheden. Invordering.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1953 | | pagina 517