39 VII. EFFECTENBEZIT. 16 Algemeen. Naast de inkomsten uit eigen kapitaal en uit dat van het gewezen Valentijnsgilde te dezer stede (waarom trent in het verslag van de Dienst over het jaar 1948 uit voerig werd geschreven), ontvangt de Dienst voor So ciale Belangen jaarlijks van de Gemeente-ontvanger ook de renten (onderscheidenlijk 90,en 45,van het Van Elburg- en van het Bruijne-Susenaar-fonds. Bij onderzoek naar de herkomst van deze fondsen kwam het volgende vast te staan. menverzorging in staat te zijn voor zover krachtens de uitdelingslijst in dat faillissement met inachtneming van de preferentie ingevolge artikel 72 der Armenwet een uitkering voor het daarop geplaatste bedrag van die kosten beschikbaar is”. De behandeling van het door de curator in deze principiële zaak bij het Gerechtshof ingestelde hoger beroep duurt nog voort. De op aangifte van de Dienst ingestelde strafvervol ging terzake van overtreding van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht (het verlaten van hulpbehoe venden), van welke vervolging in vorige jaarverslagen reeds melding is gemaakt, heeft geleid tot een vonnis van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 25 Septem ber 1953, waarbij de vervolgde in hoger beroep is ver oordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. Het vonnis van de Arrondissements-Rechtbank te ’s-Gra venhage luidde: 3 maanden gevangenisstraf. De ver oordeelde heeft deze vrijheidsstraf inmiddels onder gaan. Staande de behandeling der strafzaak maakte be trokkene een aanvang met het verlenen van een alimen tatie aan zijn gezin, groot 15,per week. Na zijn in vrijheidstelling heeft hij deze betalingen voortgezet. In het verslagjaar zijn wederom talrijke gevallen van verlating door de Dienst ter kennis van de Justitie ge bracht. Het onderzoek in deze is echter nog niet vol tooid. Terzake van steunfraude werd in 64 (76) gevallen aan gifte gedaan bij de Politie. In 2 (3) gevallen werd een crediethypotheek gevestigd op aan ondersteunden toe behorende eigendommen, dit tot zekerheid, dat in de toekomst tot gehele of gedeeltelijke restitutie kan wor den overgegaan. Het door de Dienst in 1952 aan de Kroon voorgeleg de geschil met de gemeente Smilde op grond van artikel 32 der Armenwet is nog steeds onbeslist. Ook in het door de gemeente Zwolle op grond van artikel 39 bis in 1952 aanhangig gemaakte geschil werd nog geen be slissing ontvangen. Hetzelfde geldt voor het door de gemeente Sneek voorgelegde geschil op grond van art. 40 van de Armenwet. Wel werd beslist het door de Dienst met de gemeente Bocholtz op grond van artikel 39 bis der Armenwet aan hangige geschil, bij welke beslissing de gemeente Boch oltz werd belast met de hier ter stede gemaakte kosten van ziekenhuisverpleging ten behoeve van een inwoon ster dier gemeente. In 1953 heeft de Dienst geen be- stuursgeschillen aanhangig gemaakt. van de Dienst in appèl tegen een door de Kantonrech ter gegeven beschikking, terwijl in 18 (9) gevallen hoger beroep werd aangetekend door de alimentatieplichtigen. In een namens een onderhoudsplichtige echtgenoot ingediend appèl-request stelde de procureur, dat het verhalend lichaam ten onrechte geen rekening had ge houden met de omstandigheid, dat requestrant-appel- lant gedurende meer dan 10 jaren in concubinaat leefde met een vrouw met 3 kinderen uit een vorig huwelijk. De Arrondissements-Rechtbank overwoog in haar be slissing, dat deze grief moet worden verworpen, aange zien, volgens het bepaalde in artikel 470 van het Bur gerlijk Wetboek, welk artikel bij de vaststelling van de in artikel 63 der Armenwet genoemde grens van de on derhoudsplicht toepassing vindt, slechts kan worden rekening gehouden met het getal en de hoedanigheid van de andere personen, die volgens het Eerste Boek van genoemd Wetboek ten laste komen van de tot onderhoud c.q. tot verhaal ex artikel 63 der Armen wet aangesprokenen, tot welke andere personen een concubine en haar uit haar huwelijk met een andere man geboren kinderen niet behoren. Voorts overwoog de Rechtbank, dat, nu bij de vaststelling van het ver haalsbedrag met de kosten van levensonderhoud van vorenbedoelde concubine geen rekening kan worden gehouden, de eigen inkomsten dezer concubine niet terzake dienende zijn. In een ander geval wees de Kantonrechter een door de Dienst tegen de alimentatieplichtige, gewezen echt genoot ingediende vordering af, daarbij overwegende, dat niet was voldaan aan de eis gesteld in artikel 28 der Armenwet. In het door de Dienst ingediende appèl-re quest verwees de Dienst voor Sociale Belangen naar een gedane aanschrijving en stelde verder, dat een onbe perkte toepassing van artikel 28 niet de bedoeling van de wetgever is geweest, hetgeen moge blijken uit het geen artikel 21 der Armenwet stelt, waarbij ondersteu ning mag worden gegeven, indien gevaar voor het leven van de ondersteunde aanwez-g is en uitstel dier onder steuning derhalve niet gewenst is. De geïntimeerde had voorts geweigerd zijn echtgenote een andere vorm van ondersteuning te verschaffen, dan dat zij bij hem een kamer in huis kon krijgen met een bedrag aan geld van 15,per week, zonder dat hij bereid was de echtelijke samenleving met haar te hervatten. De Rechtbank wees de vordering van de Dienst volledig toe. De Dienst maakte bij de Arrondissements-Recht bank een renvooi-procedure aanhangig tegen de cura tor in het faillissement van een ondersteunde. Ofschoon de Dienst zijn vordering terzake van verstrekte onder steuning tijdig ter verificatie had ingediend, betwistte de curator deze vordering o.m. op grond van het feit, dat de ondersteunde, nu hij in staat van faillissement ver keerde, niet tot terugbetaling in staat zou zijn (artikel 63, lid 1 sub le, der Armenwet). De Rechtbank erkende de Dienst als schuldeiser voor het totale bedrag der ver leende ondersteuning met preferentie krachtens artikel 72 der Armenwet, o.a. overwegende „dat, in geval van faillissement van de ondersteunde, de ondersteunde ge acht moet worden tot teruggave van de kosten van ar- VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN ■t

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1953 | | pagina 518