64
Van deze personen werden:
1. goedgekeurd
2. voorgoed ongeschikt verklaard
3. niet gekeurd wegens
a. verblijf buitenslands
b. beoefening buitenlandse zeevaart
Behandeld zijn 1 709 aanvragen om uitstel van eer
ste oefening wegens studiebelangen en 348 verzoeken,
gegrond op zakelijke motieven. Ten aanzien van de
aanvragen om studie-uitstel zijn de noodzakelijke
dienstplichtgegevens aan de Minister van Oorlog of
Marine verstrekt; omtrent de andere verzoeken is,
na ingesteld onderzoek, aan genoemde minister boven
dien een rapport en een advies uitgebracht.
Op verzoek van de Minister van Oorlog is aan 3 320
ingeschrevenen der lichting 1954 een kennisgeving toe
gezonden, betreffende de mogelijkheid tot:
1. het aanvragen van vrijstelling van dienst als gewoon
dienstplichtige wegens broederdienst op grond van
de omstandigheid dat reeds drie wettige broeders of
halfbroeders een voor broederdienst geldige dienst
tijd hebben volbracht;
92
63
3
1
Op verzoek van korpscommandanten is aan 2 396
dienstplichtigen een oproeping tot opkomst voor her
halingsoefeningen toegezonden. Wegens het niet vol
doen aan een dergelijke oproeping is in 35 gevallen de
reden hiervan aan de onderscheidene korpscomman
danten medegedeeld.
In 169 gevallen werd aan de Minister van Oorlog
rapport en advies uitgebracht omtrent uitstel van op
komst voor deze oefeningen en in 175 gevallen om
trent vrijstelling daarvan.
2. het indienen van een verzoek om tot buitengewoon
dienstplichtige te worden bestemd, op grond van de
omstandigheid, dat een wettige broeder of halfbroe
der als militair is gesneuveld, als lid van een verzets
organisatie om het leven is gekomen of als zeeman
is overleden of vermist tengevolge van oorlogshan
delingen. Naar aanleiding hiervan hebben om de
hierboven onder 1 vermelde reden 72 personen een
verzoek om vrijstelling ingediend, terwijl 17 per
sonen om de de onder 2 vermelde reden hebben
verzocht tot buitengewoon dienstplichtige te worden
bestemd.
b. 38 verzoeken om vrijstelling van dienst als gewoon
dienstplichtige wegens aanwezigheid van een bij
zonder geval, ontleend aan zakenmotieven.
In 28 gevallen hebben dienstplichtigen een aanvrage
ingediend om vrijstelling van dienst als gewoon dienst
plichtige wegens het bekleden van een geestelijk of
godsdienstig-menslievend ambt of wegens het ontvan
gen van een opleiding tot een zodanig ambt. Deze ver
zoeken zijn, vergezeld van de nodige dienstplichtge
gevens, naar de desbetreffende ministeries doorgezon
den.
In 94 gevallen is voorts, op verzoek van de Minister
van Oorlog, onderzocht of personen, aan wie een der
gelijke vrijstelling reeds eerder was verleend, nog in
opleiding waren voor een zodanig ambt c.q. een zodanig
ambt nog bekleedden.
Rapporten en adviezen werden uitgebracht omtrent
Ten aanzien van 225 dienstplichtigen is de Minister
van Oorlog bericht gezonden, dat zij zich, in het alge
meen in verband met emigratie, voorgoed in een land
buiten Europa hebben gevestigd, tengevolge waarvan
hun vrijstelling van dienst als gewoon dienstplichtige
wegens aanwezigheid van een bijzonder geval is verleend
Voor 18 personen, die zich niet konden verenigen
met de ministeriële beslissing op een door hen ingediend
verzoek om vrijstelling, moesten beroepschriften in be
handeling worden genomen.
Aan 5 048 personen zijn oproepingen verzonden,
om ter vervulling van de eerste oefening in werkelijke
dienst op te komen. Behalve de aan deze personen afge
geven vervoerbewijzen zijn aan 142 uit andere gemeen
ten afkomstige personen eveneens bewijzen verstrekt.
1 682 personen zijn schriftelijk in kennis gesteld met
de omstandigheid, dat te hunnen aanzien inlijving
buiten tegenwoordigheid is geschied.
In verband met vrijwillige dienstneming of vervroeg
de inlijving als gewoon dienstplichtige zijn in 161 ge
vallen inlichtingen aan de desbetreffende ministeries
verstrekt.
Wegens het niet voldoen aan een oproeping tot ver
vulling van werkelijke dienst is op verzoek in 58 ge
vallen de reden hiervan aan de Minister van Oorlog en
/of Marine, in 85 gevallen aan onderscheidene korps
commandanten medegedeeld.
D. Lichting 1955.
Bij brief van 9 Mei 1953 verzocht de Minister van
Oorlog over te gaan tot de inschrijving der lichting
1955. Hiervoor kwamen in aanmerking de in 1935 ge
boren mannelijke personen, die op 1 Juni 1953 in het
bevolkingsregister waren opgenomen, benevens zij, die
om een of andere reden nog niet voor één der lichtingen
1944 t./m. 1954 waren ingeschreven.
De keuring, welke op 27 Augustus 1953 is aange
vangen en bij het einde van het verslagjaar nog niet
was beëindigd, geschiedde, evenals in het vorige jaar,
in de v.m. Frederikskazerne, Frederikstraat 141, alhier.
a. 76 aanvragen om vrijstelling van dienst als gewoon
dienstplichtige wegens persoonlijke onmisbaarheid;
OPKOMST IN WERKELIJKE DIENST.
UITSTEL VAN EERSTE OEFENING VRIJSTELLING, ENZ.
HERHALINGSOEFENINGEN.