8 1 FINANCIERINGS- EN BELEGGINGSFONDS DER GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE. VERSLAG OVER HET JAAR 1953. BIJLAGE crediteuren. 556.836.427,62 16.782.950,55 540.053.477,07 zodat de schuld op 31 December 1953 bedroeg bestaande uit 509.989.100,71 30.064.376,36 540.053.477,07 De schuld van het Fonds per 1 Januari 1953 bedroeg in de loop van 1953 zijn ten behoeve van het Fonds geldleningen gesloten tot een totaalbedrag van van de algemene dienst en derden ter belegging ontvangen kapitalen afgelost werd in 1953 van de ter belegging ontvangen gelden werd aan de algemene dienst teruggegeven rijksvoorschotten woningbouw: gemeentebouw verenigingsbouw werkfondsvoorschotten 485.234.991,45 44.487.100,— 27.114.336,17 886.500,— 5.291.930,— 1.782.900,— Van het bedrag van 509.989.100,71 was geleend tegen: 2y8 pet 21/z pet 23/4 pCt 3 pCt 3—31/2 pCt 31/4 pCt 3i/2 pCt 3% pCt 4 pCt 4/4 pCt 147.834.000,— 232.270.554,66 24.462.400,— 24.519.201,21 15.886.195,04 64.981.773,36 34.976,44 Schuld aan Algemeen. Per 1 Januari 1945 werd het Fonds - onder de naam van „Leningfonds” - ingesteld. Het trad op als financieringsapparaat, hetwelk enerzijds aan de algemene dienst de middelen verschafte voor de dekking van kapitaalsuitgaven en anderzijds die middelen putte uit geldleningen en uit andere middelen, zoals b.v. belegde kapitalen der Gemeente. Bij raadsbesluit van 21 Mei 1951 (bijl. no. 241) - waarbij de naam werd gewijzigd in „Financierings- en Beleggingsfonds” - werd een nieuwe verordening op het beheer van het Fonds vastgesteld, welke op 1 Juli 1951 in werking trad. Sedert 1 Januari 1953 is op het Fonds de Algemene Verordening op het beheer van bedrijven en fondsen der gemeente ’s-Gravenhage van toepassing (raadsbesluit van 18 Januari 1954, bijl. nos. 557 van 1953 en 26 van 1954). Krachtens deze verordening (artikel 23) is aan het Fonds, naast de functie van financieringsapparaat, ook opgedragen het beheren der gelden, welke de Gemeente ter belegging op lange termijn beschikbaar heeft of door gemeentelijke stichtingen of andere instellingen, waarmede de Gemeente door financiële belangen is verbonden, ter belegging in het Fonds worden gestort. Voorts is het Fonds belast met: a. het beheren van de aan de Gemeente toebehorende obligaties, aandelen, inschrijvingen in openbare schuldregisters en andere gelds waardige papieren, voorzover deze niet zijn ingebracht in het kapitaalbezit van een bedrijf of behoren tot de belegde gelden van een der Gemeentelijke fondsen; b. het administreren van de vorderingen van de Gemeente op derden, ontstaan door het verstrekken van gelden op lange termijn. De gemiddelde rente over aan de algemene dienst verstrekte gelden bedroeg over 19453,483 pCt., 1946: 3,531 pCt., 19473,464 pCt., 1948: 3,369 pCt., over 1949, 1950 en 19513,25 pCt. en over 1952 3,86 pCt. Over 1953 is deze bepaald op 3,7 pCt. obligatieleningen onderhandse leningen grootboekinschrijvingen annuïteitsleningen leningen met fondsen der Gemeente beleggingen door de Gemeente beleggingen door derden 59.245.095,— 74.622.088,05 76.377.800,24 79.890.459,18 9.086.900,— 130.369.803,24 72.435.625,— 509.989.100,71 16.306.173,91 476.776,64 16.379.657,58 11.896.811,06 1.787.907,72

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1953 | | pagina 85