39 leden secretaris 3 Plaatselijke Revisie- en Contact-Instantie. De eveneens in het verslag over het jaar 1952 gereleveerde taak dezer commissie - vragen van prin cipiële aard, waarover mede het oordeel der vakorga nisaties van belang is, in behandeling te nemen en daaromtrent het gemeentebestuur c.q. de directeur van het Bureau van advies te dienen - deed haar Groep B: werkloze werknemers, die in beginsel wel onder de Werkloosheidswet vallen, doch in feite krachtens die wet geen of niet meer uitkering ontvangen. In de Sociale Voorziening is voorts de mo gelijkheid geopend aan hen, die werkloos zijn geworden door eigen schuld - eigen toedoen - uitkering te verstrekken, bere kend naar 80% van de norm der Sociale Voorziening, groep B. Zij onderscheidt daartoe twee groepen, nl.: Groep A: werkloze werknemers, die in beginsel niet onder de Werkloosheidswet vallen (b.v. personeel werkzaam in de huishouding, personen die een inkomen hadden van meer dan 6000,per jaar, bepaalde groepen grensgangers enz.); Bureau te adviseren over alle vragen, die verband houden met de uitvoering van de regeling - vond meer en meer toepassing. Zo bepaalde de commissie haar standpunt ten op zichte van de vraag, of de gebruikelijke gedragslijn voor de toekenning van een 80%-uitkering, volgens welke een werkloze werknemer gedurende een week na zijn inschrijving bij het Gewestelijk Arbeidsbureau van uitkering werd uitgesloten, nog wenselijk was. Zij besloot in het vervolg de termijn van de uitsluiting van geval tot geval te bezien en daarbij meer dan voorheen de persoonlijke en gezinsomstandigheden van de betrokken persoon in het geding te brengen. Zij stelde tevens van geval tot geval vast de periode, gedurende welke een gereduceerde uitkering van 80% diende te worden verstrekt en in vele gevallen even eens dat tewerkstelling in het kader der Werkvoorzie- ningsregelingen aanbeveling verdiende. Voorts be raadde zij zich in één geval over de invorderbaarheid van in voorschot verleende gelden voor verstrekkingen als bedoeld in de artikelen 62 en 63 der regeling (zie pag. 5). In het algemeen streefde de commissie er naar in haar maatregelen een sociaal-paedagogisch element te leggen. Ter beoordeling van het resultaat hiervan werden vele gevallen na een bepaalde termijn opnieuw bekeken. Behoudens een secretariswisseling - de heer P. van den Abeelen werd opgevolgd door de heer F. H. Meijer - bleef de samenstelling der commissie onge wijzigd. Einde 1954 hadden derhalve zitting: lid-voorzitter: R. P. Baas (plv. M. W. van Daalen); J. P. van den Dop, hoofdcommies bij het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid (plv. D. C. van Bor- selen); F. M. Steinmetz, directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau ’s-Graven- hage (plv. A. A. Nicolai); (geen lid): F. H. Meijer, ambtenaar bij het Gemeentelijk Bureau voor Werk lozenzorg en Personeelsvoorziening (plv. A. Kruikemeier). De commissie kwam 39 maal bijeen en behandelde 329 gevallen. Zij adviseerde in 5 gevallen een uitke ring krachtens de Sociale Voorziening, groep A, en in 61 gevallen een uitkering ingevolge groep B van deze regeling te verlenen, in 195 de betrokkenen voor een bepaalde periode een nooduitkering (80%) toe te kennen en in 68 afwijzend te beschikken, overeen komstig welke adviezen werd besloten. Voor de berekening van de A-uitkeringen wordt uitgegaan van een percentage van het loon dat de werknemer, ware hij werkzaam, zou kunnen verdie nen. Dit percentage bedraagt voor kostwinners 80, voor kostgangers en alleenwonenden 70 en voor de overige werknemers naar gelang van hun leeftijd 60, 40 en 25. De maxima, welke per dag konden worden uitgekeerd, bedroegen 7,83 voor kostwinners en 6,69 voor niet-kostwinners, ingaande 27 September 1954 verhoogd tot 8,30 en 7,09. De kinderbijslag, verstrekt op de voet van de Kinderbijslagwet, bedroeg: 0,51 voor het eerste, 0,57 voor het tweede en derde elk, 0,80 voor het vierde en vijfde elk en 0,90 van het zesde kind af (vóór 27 September respectievelijk 0,48, 0,54, 0,75 en 0,85 per dag). De normen voor de B-uitkeringen waren: voor kostwinner -j- echtgenote 28,50 (ingaande 27 Sep tember 30,20) voor ieder der eerste drie gezins leden 4,15 4,15), voor het vierde en vijfde gezins lid 4,50 4,80) elk en van het zesde gezinslid af 5,10 5,40) per week; voor kostgangers en alleen wonenden 26,27,55) per week. Aan onge huwde personen van 25 jaar en ouder, die kostwinner, i kostganger noch alleenwonend zijn, kon 10,50 11,15) per week worden verstrekt. De kostwinners krijgen bovendien de door hen ver- I schuldigde huishuur vergoed. De brandstoffenbijslag, welke in het tijdvak van I 26 weken aanvangende in de week waarin 1 Novem ber valt aan kostwinners en alleenwonenden (groep B) wordt verstrekt, werd bij beschikking van 21 October 1954, ingaande 27 September 1954 verhoogd tot res pectievelijk 3,80 en 1,90 (voordien 3,60 en J 1,80). Buiten de normverhogingen werden geen belangrijke wijzigingen in de regeling aangebracht. Plaatselijke Contact-Commissie. De in het jaarverslag over 1952 gememoreerde uitbreiding van de taak der commissie - bevoegdheid aan het gemeentebestuur c.q. de directeur van het VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1954 | | pagina 509