39 7 ad ad a. b. Commissie gemeentelijke sociale werkvoorziening. Aan het einde van het verslagjaar was de Com missie als volgt samengesteld: lid-voorzitter: R. P. Baas (plv. M. W. van Daalen); leden: Ir H. G. A. Bakhoven, hoofdingenieur bij Ge meentewerken, vertegenwoordiger van dat bedrijf(plv. Ir W. K. Seyn); I. Rijnveld, adjunct-directeur van de Gemeenteplantsoenen, vertegenwoordiger van dat be drijf (plv. J. A. Quint); Ir F. van der Sluys, hoofd- ingenieur-afdelingschef bij de Gemeentelijke Dienst van de Wederopbouw en de Stadsontwikkeling, ver tegenwoordiger van die dienst (plv. Ir J. E. Willem sen); J. Das, technisch hoofdambtenaar B bij de Dienst voor het Gemeentelijk Grondbedrijf, vertegen woordiger van die dienst (plv. C. J. Veldhuyzen); D. C. van Borselen, contact-ambtenaar voor sociale bijstand bij het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid (plv. J. P. van den Dop); F. M. Steinmetz, directeur van het Gewestelijk Arbeidsbu reau te ’s-Gravenhage (plv. A. A. Nicolai); H. Over- meyer 2), vertegenwoordiger van het Nederlands Ver bond van Vakverenigingen (plv. Th. van Oort3); N. F. A. Vugts 4), vertegenwoordiger van de Katho lieke Arbeidersbeweging (plv. M. J. Rotteveel5); en 0,87 per uur bedroeg1). Indien in tijdloon wordt gewerkt en er van de handarbeider een bijzondere geoefendheid of verantwoordelijkheid wordt vereist, kan het uurloon voor groep A met maximaal 0,05 worden verhoogd; voor groep B kan verhoging met 0,03 plaatsvinden, indien de handarbeider zijn werk zaamheden met bijzondere toewijding verricht. De tarieven worden zodanig vastgesteld, dat bij een nor male prestatie 10% boven het basis-uurloon wordt verdiend en dat ten hoogste 20% boven dit loon kan worden verkregen. Buiten de loonsverhogingen onderging de regeling nog enkele wijzigingen. Zo werd bij circulaire dd. 20 Mei 1954 een artikel ingelast, inhoudende dat de werkzaamheden ingevolge de regeling onder toezicht en leiding dienden te geschieden van personen, die beschikken over de sociaal-paedagogische en arbeids- technische bekwaamheden, welke de doelstelling der regeling en de aard van het object vereisen. De lonen en de sociale lasten van deze personen kunnen onder zekere voorwaarden voor 50% aan het Rijk worden gedeclareerd. Dit artikel trad op 3 Mei in werking. De Staatssecretaris gaf in zijn rondzendbrief van 15 Juli 1954 een nadere regeling inzake vacantietoe- slag en uurloonberekening bij lichtverlet. Tenslotte bepaalde de Staatssecretaris op 13 Octo ber 1954, dat de beslissing omtrent vergoeding van vervoerskosten van tewerkgestelden in het vervolg aan de gemeentebesturen wordt overgelaten. Het Gemeentebestuur stelt de Commissie in de gelegenheid kennis te nemen van de prestaties der geplaatste handarbeiders, onder andere door persoon lijk bezoek van de leden der Commissie aan de ob jecten. Van deze gelegenheid werd ook in 1954 enkele malen gebruik gemaakt. Omtrent de vervulling van de bovenomschreven taak der Commissie worden hieronder, eveneens puntsgewijs, een aantal gegevens verstrekt. Zie onder subcommissies. 50 voorstellen voor nieuwe objecten werden de Commissie ter beoordeling voorgelegd. Hiervan zijn 43 met gunstig advies aan het College van Burgemeester en Wethouders toe gezonden; 5 hadden geen positief resultaat; 1 voorstel was aan het einde van het verslag jaar nog in behandeling; op 1 werd afwijzend geadviseerd. In 1954 konden 29 nieuwe ob jecten in uitvoering worden genomen. Inzake de voortzetting onderscheidenlijk hervatting van bestaande resp. eerder uitgevoerde objec ten bereikten de Commissie 49 voorstellen, welke alle van een gunstig advies werden voorzien. Zestien voorstellen voor aanvulling onderscheidenlijk uitbreiding van bestaande objecten ontvingen eveneens gunstig advies. J. H. Krooshof, vertegenwoordiger van het Christe lijk Nationaal Vakverbond (plv. M. D. Stafleu); Secretaris (geen lid): A. Kruikemeier, ambtenaar bij het Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg en Per soneelsvoorziening (plv. F. H. Meijer De Commissie heeft, naar de bepalingen der rege ling, tot taak het Gemeentebestuur te adviseren omtrent: a. de vraag, voor welke werkloze handarbeiders plaat sing op een object wenselijk is en tot welke der bovengenoemde groepen zij behoren; b. de in de Gemeente aanwezige mogelijkheden tot het creëren van objecten, waarvan de uitvoering zich leent voor de plaatsing der onder a bedoelde handarbeiders; c. de vraag, of op een bepaald object in het algemeen op tijdloon dan wel in tarief zal worden gewerkt; d. de vraag, of wijziging in de aanvankelijke groeps indeling der geplaatste handarbeiders - zulks in verband met hun prestaties op het object - moet worden aangebracht, alsmede de vraag, of de ar beid, anders dan in het geval van in de regeling geregeld ontslag, dient te worden beëindigd, waar bij de Commissie voor zover nodig tevens aan geeft, welke maatregelen alsdan ten opzichte van de betrokken handarbeiders wenselijk worden geacht; e. klachten of bezwaren, welke van de zijde der ge plaatste handarbeiders worden geuit; f. alle overige vragen, welke bij de uitvoering der regeling rijzen en waaromtrent, hetzij het Gemeen tebestuur het advies van de Commissie vraagt, hetzij de Commissie eigener beweging wenst te adviseren. VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING Aldus ingaande 27 September 1954 gewijzigd bij beschikking d.d. 21 October 1954. Van 28 December 1953 tot 27 September 1954 bedroeg het loon respectie- 1 velyk f 0,95 en f 0,86 (Groep A) en f0,90 en f 0,82 (Groep B). Voordien j Kolden de bedragen als in voorgaand jaarverslag vermeld. - Opvolger van A. J. van Hagen; 3) Opvolger van H. J. Jurgens; 4| Opvolger van M. J. Rotteveel; 5) Opvolger van F. van der Ham: 6) Opvolger van P. van den Abeelen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1954 | | pagina 513