1
GEMEENTELIJKE FONDSEN,
a. Stand der fondsen.
Naam van het fonds.
Fonds voor ambtenaars-eigen-pensioenen
1.572.214,73
181.883,21
1.390.331,52
1.
682.257,47
18.414,04
700.671,51
202.442,04
2.552,66
204.994,70
4. Brandverzekeringsfonds
2.186.558,61
163.464,12
i 2.350.022,73
5.
99.676,19 j
29.369,88
70.306,31
6.
7.
208.407,64
4.697,77
213.105,41
8. Onderhoudsfonds ter zake van de woningexploitatie
9.
Reservefonds van de productiebedrijven
4.669.735,85
1.236.022,63
5.905.758,48
10.
van het Grondbedrijf
3.928.083,22
766.595,66
4.694.678,88
11.
van de uitgegeven terreinen
3.794.337,34
119.610,92
3.913.948,26
12. Erfpachtsfonds
4.237.670,03
135.821,82
4.373.491,85
13.
Reservefonds van de Gem. Hypotheekbank
1.077.869,98
30.569,53
1.108.439,51
14.
1.310.564,73
79.993,47
1.390.558,20
178.359,89
21.539,29
199.899,18
16.
Algemeen Reservefonds voor de woningexploitatie
1.263.475,50
377.528,08
1.641.003,58
ƒ25.411.653,22 j 2.956.809,99
Totaal
211.253,09
ƒ28.157.210,12
Fonds voor de pensioenen van de leerkrachten bij
het bijzonder voorbereidend onderwijs
Fonds voor de verzamelingen van Kunst en Weten
schap
Boekenfonds voor middelbaar en voorbereidend
hoger onderwijs
Reservefonds ter zake van de woningbouw en de
woningexploitatie
Vermeerderd
in 1954 met
Verminderd
in 1954 met
Stand op
31 Dec. 1953.
Stand op
31 Dec. 1954.
3. Fonds voor uitkeringen aan personeel, vallende onder
de Verord. no. 10 van 1927
2. Fonds tot bestrijding der kosten, voortvloeiende uit
de Ongevallenwet 1921
15. Burgemeester-De-Monchyfonds
BIJLAGE 3