8
1
FINANCIERINGS- EN BELEGGINGSFONDS DER GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE.
VERSLAG OVER HET JAAR 1955.
2y4 pet
3y8 pet
BIJLAGE
694.499.895,53
648.677.589,40
27.832.119,45
676.509.708,85
afgelost werd in 1955
van de ter belegging ontvangen gelden werd aan de algemene dienst teruggegeven
zodat de schuld op 31 december 1955 bedroeg
bestaande uit:
obligatieleningen
onderhandse leningen
annuïteitsleningen
grootboekinschrijvingen
leningen met fondsen der Gemeente
beleggingen door de Gemeente
beleggingen door derden
rijksvoorschotten woningbouw:
gemeentebouw
verenigingsbouw
werkfondsvoorschotten
1.210.700,—
6.613.600,—
611.134.037,30
72.589.035,71
10.776.822,52
b. het administreren van de vorderingen van de Gemeente op derden, ontstaan door het verstrekken van gelden op lange termijn.
De gemiddelde rente over aan de algemene dienst verstrekte gelden bedroeg over 1945: 3,483 pCt., over 1946: 3,531 pCt.,
over 1947: 3,464 pCt., over 1948: 3,369 pCt., over 1949, 1950 en 1951: 3,25 pCt., over 1952: 3,86 pCt., over 1953: 3,7 pCt. en
over 1954: 3,5 pCt. Over 1955 is deze eveneens bepaald op 3,5 pCt.
t
17.990.186,68
676.509.708,85
206.299.379,03
12.606.100,—
56.623.729,—
68.586.815,47
16.000.000,—
94.748.630,23
10.000.000,—
9.933.400,—
28.950.000,—
63.170.610,67
73.934.625,—
648.677.589,40
15.082.620,63
11.079.960,73
1.669.538,09
Algemeen.
Per 1 januari 1945 werd het Fonds - onder de naam van „Leningfonds” - ingesteld. Het trad op als financieringsapparaat, hetwelk
enerzijds aan de algemene dienst de middelen verschafte voor de dekking van kapitaalsuitgaven en anderzijds die middelen putte uit
geldleningen en uit andere middelen, zoals belegde kapitalen der Gemeente.
Bij raadsbesluit van 21 mei 1951 (bijl. no. 241) - waarbij de naam werd gewijzigd in „Financierings- en Beleggingsfonds” - werd
een nieuwe verordening op het beheer van het Fonds vastgesteld, welke op 1 juli 1951 in werking trad. Sedert 1 januari 1953
is op het Fonds de Algemene Verordening op het beheer van bedrijven en fondsen der gemeente ’s-Gravenhage van toepassing
(raadsbesluit van 18 januari 1954, bijl. nos. 557 van 1953 en 26 van 1954). Krachtens deze verordening (artikel 23) is aan het
Fonds, naast de functie van financieringsapparaat, ook opgedragen het beheren der gelden, welke de Gemeente ter belegging
op lange termijn beschikbaar heeft of door gemeentelijke stichtingen en andere instellingen, waarmede de Gemeente door
financiële belangen is verbonden, ter belegging in het Fonds worden gestort. Voorts is het Fonds belast met:
a. het beheren van de aan de Gemeente toebehorende obligaties, aandelen, inschrijvingen in openbare schuldregisters en andere gelds
waardige papieren, voorzover deze niet zijn ingebracht in het kapitaalbezit van een bedrijf of behoren tot de belegde gelden van een
der gemeentelijke fondsen;
Van het bedrag van ƒ648.677.589,40 is geleend tegen:
2'/2 pCt
3 pCt
3-31/2 pCt
3'/8 pCt
3% pCt
35/i<> pCt
37/i« pCt
3/2 pCt
3’/4 pCt
4 pCt
4% pCt
f 17.535.362,89
454.823,79
174.168.000,—
319.733.931,32
26.145.608,04
23.768.400,—
13.732.595,72
90.708.430,66
420.623,66
Schuld op lange termijn wegens leningen en bij het Fonds belegde gelden.
De schuld van het Fonds per 1 januari 1955 bedroeg
in de loop van 1955 zijn ten behoeve van het Fonds geldleningen gesloten tot een totaalbedrag van
van de algemene dienst en van derden werd ter belegging ontvangen