10
’s-Gravenhage, 14 april 1956.
6
De Gemeente is voor de heffing der personele be
lasting ingedeeld in de tweede klasse, behoudens een
gedeelte van Loosduinen, dat in de derde klasse is
geplaatst (zie de verordening no. 2 van 1953).
De schaal van de belastbare huurwaarden is bij
raadsbesluit van 14 juni 1954, bijl. 342 goed
gekeurd bij Koninklijk Besluit van 28 juli 1954, no.
10 aangepast aan de op 1 januari 1954 ingegane
algemene huurverhoging van 17 Het aantal Ge-
meenteopcenten bleef gehandhaafd op 91-247. Zie
de verordening no. 7 van 1954, welke op 1 juni 1954
in werking is getreden.
Voor de belastingjaren 1952/1953, 1953/1954 en
1954/1955 bedroeg de opbrengst der Gemeenteop-
centen achtereenvolgens f3.294.144-, f2.973.393,-
en 2.116.159,—.
In verband met de bij de wet van 24 december
1953, Stbl. no. 590, tot stand gekomen verlaging van
de personele belasting naar de grondslag huurwaarde
verleent het Rijk van 1 januari 1954 af aan de Ge
meente compensatie voor de daardoor ontstane ver
mindering van de opbrengst der Gemeenteopcenten.
De compensatie-uitkering bedroeg voor het belasting
jaar 1953/1954 427.574,en voor het belasting
jaar 1954/1955 1.415.000,—.
De directeur der Gemeentebelastingen,
KLEUN MOLEKAMP.
VERSLAG VAN DE GEMEENTEBELASTINGEN.
Opcenten personele belasting.