13 1 5 Majesteit, Dames en Heren, Natuur laat hier door mensenhand zich leiden, Een levend water houdt die hand omvat Maar waakzaam doet zij dit weerbarstig nat Ter dwangreis door het zuiverend zand bereiden. Met deze regels karakteriseerde mijn kort geleden ontslapen vriend Mr. Dr. J. H. Labberton, als dichter bekend onder de schuilnaam Theo van Ameide, het wezen van het gebouw, waarin wij ons thans bevinden. Voor het overzicht van het Lek-duinplan, dat ik de eer heb U te mogen geven, zal ik wat uitvoeriger moeten zijn dan dit korte gedicht, en beginnen met Uw aandacht te vragen voor een enkel punt uit de geologische wordingsgeschiedenis van ons land. Het is bekend, dat lang geleden het gebied dat thans westelijk Nederland is, deel uitmaakte van de zee. Later, maar nog altijd enige duizenden jaren terug, begon zich onze duinenreeks te vormen met daarachter een haf. In dit haf is vele eeuwen geleden het poldergebied van westelijk Nederland ontstaan. Uit die voorhistorische tijd dateert de toestand, dat het diepe grondwater in onze kustprovinciën thans nog steeds zout is. Alleen in het fijne duinzand van de strandwal heeft zich in de loop van vele eeuwen, door de neerslag, een beperkte hoeveelheid zoet water gevormd. De doorsnede, loodrecht op de kust van dit zoetwater- lichaam, dat door zijn lichtere gewicht als het ware in het zoute water drijft, en dat zich niet met dit zoute water mengt, is lensvormig. Vandaar de naam zoetwaterlens. Zij is maximaal 125 meter diep en in het algemeen niet breder dan 6 kilometer. Uit deze zoetwaterlens wordt langs onze gehele kust uitstekend drinkwater gewonnen, onder andere door de waterbedrijven van de provincie Noordhol- land, van Haarlem, Amsterdam, Leiden en ’s-Gra- venhage. Sinds lang was echter bekend, dat de jaarlijks ont trokken hoeveelheid water vele malen groter is dan de hoeveelheid, die er uit neerslag regelmatig aan wordt toegevoegd. Men pleegde roofbouw met als gevolg een stijgende v< rzouting van de zoetwaterlens. Inzonderheid was dit in het Haagse wingebied het geval, zodat onze Gemeente in 1932 het besluit nam te onderzoeken, op welke wijze de toekomstige water voorziening zou kunnen worden gewaarborgd. Mijn voorganger, Ir. W. J. Harders, werd met de uitvoe- r g van dit besluit belast. Een aanvankelijk door ’s-Gravenhage mogelijk ge- hte samenwerking op het hierbedoelde gebied met gemeenten Amsterdam en Rotterdam bleek, op g 'de gronden, niet realiseerbaar te zijn, zodat Den 1 iag zelfstandig een oplossing moest zoeken. Een volgende stap was om in overleg en in samen werking met de Commissie Drinkwatervoorziening Westen des Lands en het Rijksinstituut voor Drink watervoorziening allereerst na te gaan welke moge lijkheden zich voordeden en of deze mogelijkheden zouden passen in de toekomstige drinkwatervoorzie ning van het westen des lands. Bij dit overleg bleek onder andere, dat een groot aantal gemeenten, in ruime kring om 's-Gravenhage gelegen, eveneens moeilijkheden met de drinkwater voorziening ondervonden en dat ook daar op korte termijn voorzieningen nodig zouden zijn. Afzonder lijke oplossingen voor deze gemeenten zouden, op economische en technische gronden, niet te verwerke lijken zijn. Rekening houdend met deze omstandig heden heeft ’s-Gravenhage, met instemming van het Provinciaal bestuur, zijn plannen zodanig gesteld, dat die tevens dienstbaar kunnen worden gemaakt aan een ruimer gebied dan de eigen gemeente, aan een groot deel van Westelijk Zuidholland. Een grondwaterleiding bleek niet mogelijk van wege het zeewater, dat nog diep in de grond aan wezig is. Ook het plassengebied gaf geen oplossing. Als enige mogelijkheid bleef, een drinkwatervoorzie ning uit de rivier de Lek. Op dit gegeven heeft de gemeente ’s-Gravenhage haar plannen ontwikkeld. Na deze inleiding kom ik thans aan het eigenlijke onderwerp: hoe het Lek-duinplan is ontstaan en wat dat plan inhoudt. Een onderzoek naar de hoedanigheid van het Lek- water wees uit, dat het rivierwater van sterk wisse lende samenstelling is. Voor een groot gedeelte van het jaar is die samenstelling gunstig, maar voor een ander gedeelte van slechts matige kwaliteit, terwijl gedurende enkele weken per jaar, vooral bij lage waterstand, het water bepaald ongunstig is voor de bereiding van drinkwater. Een directe watervoorzie ning uit de rivier, na reiniging ter plaatste, zou bij gevolg geen goede oplossing geven. Indien echter in de nabijheid van Den Haag een groot voorraadbekken aanwezig zou zijn, dat gevuld zou kunnen worden in tijden van goed rivierwater en waaruit men zou kunnen putten gedurende perioden van slecht rivierwater, dan zou wel een goede oplos sing mogelijk zijn. Dan immers zou men, in tijden van lage waterstand, de wateronttrekking kunnen stopzetten en het slechte water laten voorbijstromen. Na een verder onderzoek kwam vast te staan, dat de zoetwaterlens in de duinen op ideale wijze zou kunnen dienen als draagster van de gewenste buffer voorraad. En zo ontstond het idee van het Lek-duin plan, dat in het kort hierop neerkomt. Wateronttrekking aan de rivier, bezinking van het water in daarvoor aangelegde bekkens voor de ver wijdering van het grovere slib, filtratie in dit gebouw ten einde het water voor vervoer door de 46 km lang transportleiding geschikt te maken, infiltratie van het water in het duingebied en vorming van een grote buffervoorraad, en tenslotte onttrekking van het wa- VERSLAG DER DUINWATERLEIDING de directeur der Duinwaterleiding. i Excellentie, a d oespraak van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1955 | | pagina 170