J
15
1
gemeentelijke geneeskundige EN GEZONDHEIDSDIENST VAN 'S-GRAVENHAGE.
VERSLAG OVER HET JAAR 1955.
Een nieuwe taak ontstond voor de Dienst door het
van kracht worden van de Gemeentelijke Verordening
op de Rust- en Verpleeghuizen, die in september
werd afgekondigd. Het bleek weldra, dat deze taak
niet uitsluitend op medisch, doch ook op sociaal-me-
disch- en verpleeg-technisch gebied lag, zodat zich
het gemis aan deskundigen voor medisch-maatschap-
pelijk werk steeds sterker deed gevoelen.
Zoals te verwachten was, ging de uitbreiding van
het werk van de afdeling Kinderbescherming voort.
Een nieuw voorlopig centrum werd aan de Ameron-
genstraat geopend, dank zij de medewerking van het
betreffende schoolbestuur.
Het centrum voor de Moerwijk werd voorlopig ge
vestigd in het bestaande centrum Colensostraat, terwijl
in de school aan de Dovenetelweg een voorlopig cen
trum mede voor Loosduinen werd gevestigd. Het
centrum, gevestigd in de Surinamestraat 25 werd
overgebracht naar de Waldeck Pyrmontkade 120, zo
dat het gebouw in de Surinamestraat meer ruimte
verkreeg voor de algemene dienst van de afdeling
Kinderbescherming.
Bijzondere aandacht werd besteed aan de tubercu-
lose-bestrijding onder de schooljeugd, een en ander
in samenwerking met het Consultatiebureau van de
’s-Gravenhaagse Vereniging tot Bestrijding der Tuber
culose.
Dank zij de stafuitbreiding kon ook het werk op
de buitenscholen verbeterd worden, evenals het werk
voor de nazorg ten behoeve der leerlingen van deze
scholen.
Aan de organisatie van de schooltandverzorging
werd in het verslagjaar voortgebouwd, ofschoon nog
onder een personeelstekort geleden werd, vooral wat
betreft tandartsen. Een nieuw centrum van deze af
deling werd aan de Steenwijklaan geopend, terwijl
voorbereidingen werden getroffen voor centra in de
Pieter Langendijkstraat en in Bouwlust I. De instel
ling van betaalde geleiders en geleidsters, die de leer
lingen naar en van de centra brengen, bleek een goede
oplossing te zijn voor een reeds langdurig hangend
probleem. Een zorgelijk aspect is, dat het tandbederf
onder de jeugd steeds toeneemt, zodat ook steeds
meer hulp nodig blijkt te zijn.
Vooral ook de afdeling Geestelijke Volksgezond
heid wordt geconfronteerd met een groeiende taak,
grotendeels door de gewijzigde inzichten op dit ge
bied, deels door speciale aspecten van onze huidige
maatschappij, zoals het bejaardenprobleem, dat uit
eindelijk ook een probleem is van de geestelijke
volksgezondheid.
Het verslagjaar is voor deze afdeling een jaar van
ontwerpen en „planning” geweest, waarvan de uit
voering door moeilijkheden op het gebied van per
soneelsvoorziening werd beinvloed.
Het verslagjaar werd gekenmerkt door ingrijpende
mutaties onder het personeel, en wel vooral in de
1 leiding.
Op 31 januari nam de heer J. A. Putto, directeur
der Dienst in verband met het bereiken van de pen-
I sioengerechtigde leeftijd afscheid van de Dienst,
waarmede een periode van 17 jaren onder zijn leiding
I werd afgesloten.
De functie van directeur werd waargenomen door
de heer C. Kruyt, tevens leider van de afdeling Ge
neeskundige Dienst, totdat de heer E. Heystek op
I juli de functie van hem overnam.
De administrateur, de heer E. Hofmeyer overleed
op 1 maart, nadat hij gedurende 46 jaren in gemeen
tedienst had gearbeid. Zijn functie werd tijdelijk
waargenomen door mevrouw J. M. van den Tol-Van
Min, adjunct-referendaris, en na haar pensionering
door de heer G. W. van Rheenen. Aan het eind van
het verslagjaar was nog niet in de vacature voorzien.
Op 11 november verliet mevrouw Van den Tol-
Van Min door pensionering de Dienst. Door over
lijden ontvielen aan de Dienst de heren T. K. Fortuin
en J. J. L. de Neve, geneeskundigen en F. Hogewind,
oor-, neus- en keelspecialist, terwijl de reserve-artsen
S. W. Praag en L. Wentink de Dienst verlieten.
Het behoeft geen betoog, dat door het verdwijnen
van zovele ervaren en vertrouwde krachten op sleutel
posities, de normale functionering van de Dienst ern
stig bedreigd werd. Een woord van waardering past
hier voor allen, die er zich voor inzetten om de Dienst
normaal voortgang te doen vinden.
De gestadige groei van de gemeente ’s-Gravenhage
veroorzaakt uiteraard mede een stijging der werk
zaamheden in alle sectoren, waar direct aanraking
met het publiek vereist is. Zo werd in het verslagjaar
6 680 maal uitgerukt voor hulpverlening, tegenover
6 512 maal in het voorgaande jaar. In de posten
dienst werd meer dan 43 000 maal hulp verleend,
tegenover bijna 38 000 maal in 1954.
Door bemiddeling van de Dienst werden ongeveer
37 000 patiënten in de ziekenhuizen opgenomen
tegenover minder dan 36 000 in 1954.
Het aantal ziektegevallen van gemeenteambtenaren
en werklieden welke onder controle der Dienst waren,
steeg van bijna 14 000 tot bijna 16 000.
Het aantal aangegeven gevallen van besmettelijke
ziekten steeg van 1 009 tot 1 492, hetgeen vrijwel
uitsluitend veroorzaakt werd door een sterke stijging
van het aantal aangegeven rubeola-gevallen nl. van
55 tot 615.
Toch mag de algemene gezondheidstoestand van
de Haagse burgerij goed genoemd worden; bepaal
de epidemieën deden zich niet voor.
BIJLAGE
Algemeen.