15
32
Opneming in een ziekenhuis.
6 patiënten werden afgevoerd, omdat zij wegens
een lichamelijke ziekte langer dan zes maanden in een
ziekenhuis werden verpleegd.
In de voorafgaande jaren zagen wij voor 1953: 240
en 1954: 184 patiënten om deze reden afgevoerd.
Dit jaar was dus gunstiger dan 1953, doch ongunsti
ger dan 1954.
Het aantal patiënten, dat wegens een mislukt proef
verlof werd afgevoerd, bedroeg 28. Het is duidelijk,
dat deze aantallen ten nauwste samenhangen met het
aantal patiënten, dat met proefverlof in de maat
schappij verblijft. Aangezien dit aantal van jaar tot
jaar vrij sterk fluctueert, heeft een vergelijking met
de voorgaande jaren weinig zin.
De drie groepen samen geven te zien, dat 387
patiënten moesten worden opgenomen in psychiatri
sche inrichtingen. In verhouding tot het totaal aantal
patiënten, over wie de zorg zich uitstrekte, geeft dit
het volgende beeld:
Zusterorganisatie.
Onder dit hoofd worden opgenomen die patiënten,
die door een soortgelijke organisatie worden over-
Militaire dienst.
Eén mannelijke ingeschrevene werd om deze reden
afgevoerd.
Overlijden.
Met het stijgen van het aantal bejaarden, dat wordt
ingeschreven, stijgt het aantal patiënten, dat komt te
overlijden. In de jaren 1953 t./m. 1955 zijn deze
aantallen resp. 96, 157 en 197. Bezien tegen de
achtergrond van het totaal aantal patiënten, over wie
zich de zorg uitstrekte (resp. 3 686, 3 981 en 4 396)
geeft dit een percentage van resp. 2,6 3,9 en
4,5 De verwachting kan dan ook worden uitge
sproken, dat bij een voortgang van de huidige ont
wikkeling het sterftecijfer zal stijgen.
In het verslagjaar pleegden 7 patiënten (3 mannen
en 4 vrouwen) zelfmoord.
Plaatsing in een inrichting voor maatschappelijk
ongeschikten.
Onder deze inrichtingen worden onder meer ver
staan tehuizen als die van de Centrale voor Practische
Hulpverlening te Groesbeek, Het Hogeland te Beek
bergen en dergelijke.
Het aantal patiënten, dat om deze reden jaarlijks
wordt afgevoerd, is vrij constant, (1953: 35; 1954:
29; 1955: 38). Zij maken ongeveer 3 van het
totaal aantal afvoeringen uit.
Vetrek uit de Gemeente.
Onder dit hoofd worden patiënten afgevoerd, die
de gemeente ’s-Gravenhage verlaten. Tevens is in
deze groep opgenomen een aantal patiënten, met wie
het contact verloren ging. Bij deze laatste categorie
wordt steeds nauwkeurig nagegaan, of op enigerlei
wijze het nieuwe adres kan worden achterhaald. Is
dit niet het geval, dan worden deze patiënten uit de
zorg afgevoerd. Het aantal patiënten, dat om boven
vermelde reden werd afgevoerd, was dit jaar hoger
dan in de voorafgaande jaren, (1953: 162; 1954: 135:
1955: 169). Deze groep maakt over genoemde jaren
resp. 4,4 3,4 en 3,8 van het totaal aantal
patiënten uit, over wie de zorg zich uitstrekte.
Dit overzicht demonstreert nog eens duidelijk, dat
uit de voorzorg belangrijk minder patiënten worden
opgenomen dan uit de nazorg. Dit is begrijpelijk, om
dat het aantal ernstig gestoorde patiënten, voor wie
na verloop van tijd heropname onvermijdelijk is, vrij
groot is.
Zoals reeds werd opgemerkt, is het percentage
voorzorgpatiënten, dat dit jaar werd opgenomen, vrij
groot ten gevolge van een aantal geestelijk gestoorde
bejaarden, dat moest worden opgenomen. Indien in
1954 Huize „Cromvliet” niet zou zijn geopend, zou
den in 1954 de 17 patiënten, die uit de voorzorg
aldaar werden opgenomen, waarschijnlijk geplaatst
zijn in psychiatrische inrichtingen. Het percentage in
1954 zou dan gestegen zijn van 5,8 tot 6,7
Tegenwerking van patiënt en/of familie.
Aangezien de voor- en nazorg tot op heden geheel
op vrijwillige basis geschiedt, zijn wij van mening, dat
in gevallen, waarbij wij op grote weerstand van de
patiënt en/of zijn familie stuiten, de patiënt uit de
zorg dient te worden afgevoerd. Het behoeft geen
betoog, dat in eerste aanleg getracht wordt de weer
standen te overwinnen. Gelukt dit echter niet, dan
heeft voortzetting van de zorg weinig zin. De tijd, die
aan deze patiënten wordt besteed, moet worden ont
trokken aan de patiënten, bij wie onze zorg we!
effect sorteert. Het is vooral deze laatste overweging,
die ons steeds weer doet besluiten bepaalde gevallen
af te voeren.
Het stemt tot voldoening, dat gesproken kan wor
den van een dalende tendens bij deze groep afge
voerde patiënten (1953: 125; 1954: 88; 1955: 83).
of in percentages van het totaal: 3,4 2,2 en
1,2
VERSLAG VAN DE GEM. GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST.
1953
1954
Voorz.
Voorz. Nazorg.
2210
2 066
2 186
1 999
1915
1 687
153
Totaal aantal
patiënten
Opgenomen
patiënten
Percentage
lil
6,5
1955
i Nazorg.
234
10,6
247
12,4
112
5,8
201
9,7
Voorz. Nazorg