1
HOOFDSTUK I.
ALGEMEEN.
GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF.
VERSLAG OVER HET JAAR 1955.
De Dienst voor het Gemeentelijk Grondbedrijf werd
beheerd door Burgemeester en Wethouders, bijgestaan
door de Commissie voor de Plaatselijke Werken en
Eigendommen.
Voorzitter van de Commissie was op 31 december
1955 de Wethouder van de Wederopbouw, de heer
Ir. R. C. A. F. J. van Lissa Nessel.
Voor andere objecten dan woningbouw was de
animo eveneens zeer groot.
Zo was in het verslagjaar een nog toenemende
'raag naar terreinen voor de bouw van garages, al
of niet met showrooms, te constateren.
De vraag naar grond voor kantoren breidde zich
nog uit.
Door de Gemeenteraad werd in dit verslagjaar be
sloten tot de in het vorige verslagjaar voorgestelde
aanwijzing van gronden in het wederopbouwplan Be-
zuidenhout B I en II voor de bouw van kantoren in
plaats van woningen. De voor dit besluit nodige goed
keuring van de Minister van Wederopbouw en Volks
huisvesting werd in het verslagjaar nog niet verkregen.
De vraag naar gronden voor de bouw van tehuizen
voor ouden van dagen bleef voortduren. Eveneens
bleek er in toenemende mate behoefte aan terreinen
voor scholenbouw. Zulks is, uiteraard behalve van
de uitbreiding van de bevolking, mede het gevolg van
wijziging in de normen, welke thans voor het onder
wijs gelden onder andere betreffende het aantal
leerlingen per klas, klassegrootte, aantal vaklokalen
waardoor bestaande scholen ongeschikt worden. Ook
de toenemende differentiatie in het onderwijs speelt
een rol.
De uitgifte van industrieterreinen binnen de gren
zen van de gemeente ’s-Gravenhage bereikte in het
verslagjaar een ongekende omvang wat de terrein-
oppervlakte betreft (namelijk ±13 ha). Was voor de
laatste wereldoorlog een uitgifte van 1 a 2 ha per jaar
normaal, na de oorlog steeg dit tot bijvoorbeeld 4 ha
in 1948, om na 1952 met sprongen omhoog te gaan
en wel tot:
6
13
4,8 ha in 1953
ha in 1954
ha in 1955.
De opmerkelijke omvang van de uitgifte van in-
dustriegronden in het verslagjaar is voor verreweg het
grootste deel toe te schrijven aan de uitgifte aan
diverse reeds in de Gemeente gevestigde bedrijven,
waarvan de bestaande huisvesting te klein en/of niet
efficiënt was geworden. Als gevolg van een en ander
raakte de nog beschikbare oppervlakte industrie-
grond vrijwel uitgeput.
Vermelding verdient dat met diverse eigenaren/
ondernemers in principe overeenstemming werd be
reikt inzake afstand van grond voor, en bijdrage in de
kosten van aanleg van de geprojecteerde verbreding
van de Binckhorstlaan, hetgeen met het oog op ver
breding van deze belangrijke verkeersweg van be
lang is.
Alle industrieruimten in het in 1951 door de Ge
meente gestichte complex aan de Laakweg waren
voortdurend verhuurd, terwijl aanvragen om beschik
bare ruimten in toenemende mate werden ingediend.
Dit gaf de Raad aanleiding in zijn vergadering van
17 januari 1955 (bijlage no. 20) te besluiten tot de
bouw van een tweede complex. Met de bouw werd in
het verslagjaar een begin gemaakt en het ligt in de
verwachting dat de eerste industrieruimten in het
voorjaar van 1956 aan de gegadigden in huur dan
wel in huurkoop ter beschikking kunnen worden
gesteld.
De in het vorige verslagjaar gebleken toenemende
bedrijvigheid in de verschillende sectoren van het
maatschappelijke leven bleef onverminderd voort
duren.
Als gevolg hiervan bleek de vraag naar bouwgrond
in het algemeen de mogelijkheid tot aanbieding van
grond te overtreffen. Ten einde aan dit bezwaar zo
veel mogelijk tegemoet te komen werd, waar zulks in
aanmerking kon komen en vooruitlopende op de
vaststelling en aanleg van betreffende uitbreidings
plannen, de voorbereiding van de uitgifte van gron
den reeds aangevangen; zulks opdat zeer vroegtijdig
gegevens, welke nodig zijn in verband met het voor
bereiden van bouwplannen, zouden kunnen worden
verstrekt. Uiteraard bracht dit met zich het risico dat
de gegevens in verband met nadere wijzigingen in het
uitbreidingsplan moesten worden herzien, hetgeen in
meerdere gevallen herziening van de aanvankelijke
opzet nodig maakte.
De in het vorige verslagjaar reeds gesignaleerde
belangstelling voor de woningbouw voor belegging i.c.
de bouw van huurwoningen heeft zich verder ont
wikkeld, ook in die zin dat bij grote institutionele
beleggers definitief de bereidheid is gebleken tot de
bouw van woningen met middelbare huren. Vooral
is het vermeldenswaard dat verschillende institutio
nele beleggers direct belangstelling hebben getoond
tot het verkrijgen van bouwgrond, ten einde zelf
opdracht te kunnen geven tot het ontwerpen van
bouwplannen en onafhankelijk te zijn in de keus van
de bouwondernemers.
Beheer.
Algemene opmerkingen.
BIJLAGE 25