38 7 die op de grens van behoeftigheid leven, in het bij zonder tijdens de wintermaanden aanvullend dient te worden geholpen. nemen) en 4 173 bons aan voor rekening van de Dienst in particuliere inrichtingen verblijvende ver zorgden. In totaal werden 31 560 baden genomen (in 1954 32 940 baden). Kerstuitkering. In afwijking van voorgaande jaren ontvingen de ondersteunden en daarmede gelijkgestelden een kerst- gave uitsluitend in contanten. De uitkering, waarin verdisconteerd werd een vergoeding voor de tot dus verre gedane verstrekking in natura, bedroeg: 12,50 voor een echtpaar, 8,voor een alleen staande en 2,50 voor elk kind voor wie gezins ledenbijslag werd verstrekt. Het bestuur van de Dienst is van mening, dat be doelde natura-verstrekking niet meer past in het ge heel van de maatschappelijke zorg, waarbij zoveel mogelijk de mens wordt vrijgelaten in het besteden van zijn inkomsten. In het algemeen werd op de nieuwe wijze van ver strekking gunstig gereageerd door de ondersteunden o.a. blijkend uit verscheidene mondelinge en schriftelijke bedankjes waarin de nieuwe methode werd geprezen zodat daaruit kan worden gecon cludeerd, dat aan een kerstgave in geld de voorkeur wordt gegeven boven die in natura. Uitkering i.v.m. de bevrijdingsviering. Ter gelegenheid van het feit, dat het op 5 mei 1955 10 jaar geleden was, dat ons land werd bevrijd, ont vingen de ondersteunden en daarmede gelijkgestelden een extra uitkering. Deze bedroeg voor alleenstaan den 6,voor een echtpaar 10,voor elk ge zinslid ten behoeve van wie mede ondersteuning was toegekend 1,25, voor degenen, die in ver band met hun verpleging in een ziekenhuis of sana torium een zakgeld ontvingen 2,50 en voor loge- mentbewoners eveneens 2,50. De verzorgden kregen bij die gelegenheid, indien zij meerder'arig waren, een extra week zakgeld tot een maximun van 2,50 per persoon. Voor minder jarigen werd een extra bedrag van 1,25 per ver zorgde aan de verzorger(ster) cf het hoofd van de inrichting uitbetaald ter besteding ten behoeve van deze jeugdigen. Ten aanzien van de geneeskundige behandeling van ondersteunden en verzorgden, die niet als lid door een der algemene ziekenfondsen worden aan vaard, golden ook in 1955 de regelingen met de Ge meentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst. Eveneens zijn op hulp van die dienst hetzij voor korter dan wel voor langer tijd aangewezen de genen, die, hoewel zij niet bij de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Belangen in zorg zijn, de kosten voor geneeskundige behandeling niet zelf kunnen betalen en evemin als verzekerden bij een algemeen zieken fonds zijn ingeschreven. Zo mogelijk dient deze cate gorie-voor de zg. ziekenkaart wekelijks een bedrag te voldoen, dat gelijk is aan de premie, welke de zieken fondsen van hun leden vragen, in het verslagjaar dus ten hoogste 1,80 per week per gezinslid boven de 16 jaar en voor onvolledige gezinnen met kinderen beneden 16 jaar. Voor echtparen kan het bedrag der halve worden gesteld op 3,60 per week. Hiermede wordt getracht deze personen tot aansluiting bij een algemeen ziekenfonds te bewegen. Zijn zij niet tot betaling van de ziekenfondspremie in staat, dan tracht de Dienst hen bij een ziekenfonds te doen inschrijven en wordt alsdan de olledige premie evenals die voor de aanvullende verzekering ten laste van de Gemeentelijke Diemt voor Sociale Belangen ge nomen. Ingevolge het aan het begin van het verslagjaar door het bestuur van de Dienst genomen besluit kan aan personen, van wie verwacht wordt, dat zij voor de vrijwillige ziekenfondsverzekering wegens de stij ging der premie zullen bedanken en voorzover zij niet in aanmerking komen voor de reductieregelingen van het Rijk en ziekenfondsen, een reductie van 0,85 per lid en per week worden toegekend. Deze beslissing geldt uitsluitend voor niet-ondersteunden en wordt door de ziekenfondsen voor rekening en volgens de richtlijnen van de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Belangen uitgevoerd. Nog zij opgemerkt, dat de premies welke de op de zorg van de Dienst aangewezen personen dienen te voldoen, volledig worden vergoed en in het steunbedrag verdisconteerd zijn. Zie voorts aangaande afdeling I „Steunverlening ingevolge de Armenwet” de bijlagen 2 tot en met 5 op bladzijde 28. Ook in 1955 was het, wegens gebrek aan plaatsen voor invaliden en chronische zieken in de gemeente lijke verzorgingshuizen en in de particuliere rust huizen, niet altijd mogelijk om aan verzoeken om op neming te voldoen, zodat op verzoek van de Dienst tijdelijk noodbedden in de particuliere rusthuizen moesten worden bijgeplaatst. Steun van bijzondere aard. Voor de vele vormen van steun van bijzondere aard en de daarop betrekking hebbende bedragen zij kort heidshalve verwezen naar bijlage 5 op bladzijde 28. Degenen, wier inkomsten lager liggen dan hetgeen z>j in totaal aan steun en bijkomende verstrekkingen zouden ontvangen, kunnen voor emolumenten (zoals brandstoffenbijslag en kerstgave) in aanmerking ko men. De stijging van het aantal zg. emolumenten- gevallen zette zich in 1955 voort (1 395 op 31 decem ber 1955 tegen 822 aan het einde van het jaar 1954); het blijkt dat een toenemend aantal ouden van dagen, VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN Hoofdstuk 2. Verzorging buiten eigen woning. Algemeen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1955 | | pagina 600