47
c. Wijktentoonstellingen
b. Rondleidingen
6
Over de tentoonstelling „Sport en Spel in de Oudheid”
werden 3 200 leerlingen van 117 klassen van 37 ver
schillende scholen (4 l.o.15 v.g.l.o. en u.l.o.; 7 vak
scholen en 11 v.h.m.o.-scholen) rondgeleid.
Elke maand wordt een voorronde gehouden met de
spreeksters of sprekers, waarvan elke school er per klas
3 mag afvaardigen. In mei 1956 volgt de slotwedstrijd
tussen de winnaars van de voorronden. Voor deze
les werden ruim 8 700 leerlingen aangemeld. Op 17
oktober 1955 werd de eerste groep ontvangen en aan
het einde van het verslagjaar hadden reeds 3 991 scho
lieren deze lessen in het Gemeentemuseum en het
Mauritshuis gevolgd. De organisatie van dit massale
jeugdbezoek wordt geregeld door de Haagse Kunst
stichting voor de Jeugd.
De lessen worden, behalve door de assistenten van
de Pedagogische afdeling, gegeven door van buiten af
aangetrokken kunstenaars, teneinde een vlot verloop
(per dag 6 groepen) van de lessen te verzekeren. De
lessen zullen in 1956 worden voortgezet.
Tot de taak van de Pedagogische afdeling behoort
ook het rondleiden van scholieren over voor het Ge
meentemuseum georganiseerde tentoonstellingen. In
het verslagjaar waren dit in het bijzonder de tentoon
stellingen „Sport en spel in de Oudheid” en „Het ge
heim der Etrusken”. Het scholierenbezoek aan deze
tentoonstelling geschiedde met instemming van de
Rijks- en Gemeentelijke Inspecties voor het Onderwijs
en met medewerking van het Ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen en de afdeling Onderwijs
der Gemeentesecretarie van ’s-Gravenhage, die hiertoe
opwekkingen tot een bezoek aan deze tentoonstellingen
richtten aan de hoofden der verschillende onderwijs
inrichtingen.
In het kader van de zg. Wijktentoonstellingen werden
in het verslagjaar twee tentoonstellingen georganiseerd,
waarbij een dankbaar gebruik kon worden gemaakt van
het tentoonstellingszaaltje, dat werd ingericht in het
dit jaar gereed gekomen nieuwe Grotius Lyceum. De
eerste tentoonstelling was gewijd aan de drager van de
naam van dit lyceum onder de titel „Leven en werk van
Hugo de Groot”. Getoond werden handschriften,
eerste drukken, een groot aantal van zijn werken en
ook de beroemde boekenkist en het leren wambuis,
waarin Hugo de Groot uit Slot Loevestein ontvluchtte.
De opening vond plaats op maandag 25 april des
namiddags te 4 uur, en werd verricht door Professor
Mr W. J. M. van Eysingha. De tentoonstelling, welke
tot en met 14 mei was te bezichtigen, werd bezocht door
971 personen (niet mede gerekend de leerlingen van het
Grotius Lyceum), waarvan 435 gratis.
De tweede in dit tentoonstellingszaaltje georgani
seerde tentoonstelling bracht „Werk van Willem
Hussem” (geb. 1900). De opening geschiedde op 22
oktober des namiddags te 5 uur door de Wethouder
van Onderwijs en Kunstzaken, de heer J. van Zwijn-
dregt, na een inleiding van de heer H. Verburg, hoofd
van de Pedagogische afdeling. Deze tentoonstelling,
met 18 uitsluitend abstracte werken, was geopend tot
en met 12 november en trok 636 bezoekers.
Door leden van de staf van de afdeling Oude
Kunstnijverheid en van de Pedagogische afdeling
werden door zeer vele scholieren een inleiding gehou
den voor de tentoonstelling „Het geheim der Etrus
ken”.
Een bijzondere stimulans kreeg het werk voor de
wijktentoonstellingen door het genereuze gebaar van
de United States Information Service om aan de Peda
gogische afdeling een unieke tentoonstellingswagen ter
beschikking te stellen, een grote truck met trailer, welke
laatste in korte tijd in een klein tentoonstellingszaaltje
van 6.5 X 8 m is te verbouwen, waarmede de moge
lijkheid was geschapen verzamelingen uit het Gemeen
temuseum naar diverse stadswijken te brengen. De
wagen werd in gebruik genomen op 14 oktober des
namiddags te 3 uur, toen de eerste tentoonstelling!
„Kunst en werkelijkheid” genaamd, op het De Eerens-
plein door de Wethouder van Onderwijs en Kunstzaken
de heer J. van Zwijndregt, werd geopend, in tegenwoor
digheid van tal van genodigden, o.a. Mr Robert
Donhauser, hoofd van de United States Information
Service en de besturen van diverse wijkverenigingen.
Deze tentoonstelling gaf een indruk van de ontwikke-l
ling van de kunst in de 19e en 20ste eeuw, van „roman-1
tiek” tot „abstracte kunst” en trachtte antwoord tel
geven op de vraag „waarom schildert men nu anders I
dan vroeger?”. Door middel van een vragenlijst werden!
de bezoekers opgewekt een oordeel over deze tentoon-1
stelling uit te spreken en hun voorkeur voor oude ofj
nieuwe kunst kenbaar te maken.
Van de Haagse onderwijsinstellingen bezochten 23
scholen van V.H. en M.O. en Kweekscholen de ten
toonstelling met een totaal van 2 039 leerlingen,
waarvan 970 deelnamen aan de inleiding. Voorts be
zochten 12 ulo-, vak- en nijverheidsscholen uit Den
Haag de tentoonstelling met een totaal van 597 leer
lingen, waarvan 376 deelnamen aan de inleiding.
Voorts werden nog groepsbezoeken genoteerd van
5 onderwijsinstellingen uit België en Duitsland met
in totaal 375 leerlingen.
Uit de rest van Nederland bezochten 101 scholen
(voornamelijk scholen van V.H., M.O. en Kweek
scholen) uit 49 gemeenten de tentoonstelling met een
totaal van 6 166 leerlingen, waarvan 3 441 deelna
men aan de inleiding.
VERSLAG VAN DE DIENST VOOR SCHONE KUNSTEN